Westvlaamsche zanten.
(Vervolg van blz. 196)
Kallemoeie. Spreuk te Uitkerke: ‘Dat is zoo oud of Kallemoeiens puppe, en zij was van Claerhout!’
Kriffelen (Lissewege, Uitkerke): intensief van krevelen. Een kind dat over den vloer kriffelt. D'er kriffelt een beestje op mijn hand.
Kruweezen (Uitkerke, Zuienkerke): luid en overdreven schreien.
Lutseklooten (Uitkerke): lui en loom langs de wereld gaan en de beenen uitsmijten, in tegenstelling met vlechtebeenen.
Maalvliegjes (Koksijde): zwarte bladluizen (Aphis Fabae) die op de paardeboonen zitten en de malieziekte of vlekziekte veroorzaken.
Malieziekte, in Veurne Ambacht een ziekte der paardeboonen, boven Brugge 't miljoen genaamd. (Aldus gehoord te Westkapelle). Ned. meeldauw.
Hier moeten eigenlijk verschillende ziekten onderscheiden worden waarvan de namen dooreenloopen.
De eerste wordt veroorzaakt door een zwam, die op de bladeren witte schimmelachtige vlekken doet ontstaan.
Bruine en zwarte vlekken worden teweeggebracht door een roestzwam (Uromyces Fabae).
De bladluizen (maalvliegjes) zijn zeer schadelijk voor de paardeboonen. Zij zuigen zooveel sappen uit de bladeren, dat de plant verslokert (verwelkt) en sterft. Die sappen worden door de bladluizen als suikerhoudende druppeltjes afgescheiden, waardoor de bladeren als het ware gevernist worden. Dit noemt men honingdauw of meeldauw (meel= honing, verg. Lat. mel).
Dus veroorzaken de zwammen de maal- of vlekziekte (maal, malie = vlek) en de bladluizen de meeldauw. Maar deze namen loopen door elkaar.
De Bo geeft de namen meruwe, meerwe, merwe voor een ‘geelachtig of roestachtig stof dat somwijlen de bladeren en