Biekorf. Jaargang 45
(1939)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLombardsijde.HET ontstaan van LombardieGa naar voetnoot(1) is tot hiertoe een zeer verwarde geschiedenis geweest. Veel schrijvers hebben inderdaad niet vermoed dat Lombardie meer dan eens - en wel op verschillende plaatsen - ontstaan is.
Over het eerste Lombardie zijn wij enkel ingelicht | |
[pagina 154]
| |
door de overleveringen. Het was een zeer oude stad - schrijft Reynoudt in de ‘Chronycke van Nieuwpoort’ (1681), - in dewelke ‘groote negotie geschiedde, sonderlinghe in den visch ende harinck’. De stad zou ten onder gegaan zijn door de tempeesten van het begin der XIIe eeuw, en een deel der bevolking zou naar Nieuwpoort gevlucht zijn, alsdan gekend als Sandeshoved, en daar den handel hebben aangewakkerd. Schrijvers die de overleveringen opgeteekend hebben, geven verschillende jaartallen aan. 1111, 1115, 1116 en 1134 worden het meest vernoemd. Vermoedelijk beleefde men in die jaren de ‘ergste’ rampen, maar de tijdspanne dezer beproevingen zal wel omvangrijker geweest zijn. Elke ramp zal hetzelfde uitwerksel gehad hebben: gedeeltelijke schade en gedeeltelijke verhuizing, tot dat er eindelijk van dit eerste Lombardie niets meer overbleef. Waar trok de bevolking naartoe? De ondervinding van 1914 heeft bewezen dat geteisterden zich in drie klassen verdeden: degene die de streek verlaten, andere die een onderdak zoeken in het gebuurte, en eindelijk zij die tot den laatsten stond zich aan huis en erve blijven vastklampen. Wij kunnen gereedelijk aannemen dat er talrijke Lombardienaars zullen geweest zijn onder de Vlamingen die zich alsdan in Zuid-Wales gevestigd hebbenGa naar voetnoot(1). Onder de vluchtelingen die zich in het gebuurte neergezet hebben, treffen wij deze aan die - volgens de overlevering - naar Sandeshoved trokken. De overlevering schijnt hier bevestigd te worden door een Nota die wij overnemen van Generaal Wauwermans | |
[pagina 155]
| |
uit de rubriek ‘Nieuwpoort’ van zijn ‘Atlas des villes de Belgique’. Te Sandeshoved - zegt hij - bestond er een kapel bediend door een priester afhankelijk van den pastoor van Lombardie. Hij beschrijft ze als de kapel die later overging naar de Grauwe Zusters der Hoogstraat. Wauwermans geeft geen bronnen aan, doch hij schijnt op vasten grond te zijn. Wij vinden deze kapel inderdaad beschreven als de bidplaats van O.L. Vrouw, in 1313 (Boec vander hofsteden lande vander Nieuwerport), en wij weten dat de parochie van Lombardie steeds onder de aanroeping van O.L. Vrouw gestaan heeft. Maar belangrijker nog is de ontdekking die wij deden, dat er zich binnen het kloosterdomein der Hoogstraat een plaats bevond die men in 1786 heette ‘de plaetse eertijds genaemt Lombardie’Ga naar voetnoot(1). Gezegde kapel zal wel ten behoeve gestaan hebben van gevluchte Lombardienaars. En dat er dus werkelijk een zeer oud Lombardie bestaan heeft - zooals de overleveringen het beweren - kunnen wij moeilijk in twijfel trekken. Sandeshoved was nochtans het nieuw middelpunt niet der geteisterde parochie. De bedienaar was enkel een afgevaardigde van den pastoor. De parochie zelf - met een ander deel der bevolking - moeten wij dus elders opzoeken. Hierover leeren de overleveringen ons het volgendeGa naar voetnoot(2). Reeds vóór 1115 zou de oude parochiekerk, geheel van voren in de duinen gelegen, ten onder gegaan zijn. Een kapel - op de verste palen van Lombardie - toegewijd aan O.L. Vrouw, nam dan den parochiedienst over. Op hare beurt werd zij beschadigd door de tempeesten van 1115-16, doch naderhand hersteld. Het middelpunt der parochie had zich dus reeds vóór 1115 geheel naar 't binnenland verplaatst. Deze nieuwe plaats was reeds bewoond. Haar kapel was | |
[pagina 156]
| |
immers geen eenvoudige bidplaats, maar integendeel groot genoeg om als parochiekerk gebruikt te worden toen haar bevolking aangedikt werd met gevluchte Lombardienaars. Kunnen wij deze plaats nog vereenzelvigen, en aldus verdere bevestiging vinden van de waarde der overleveringen?
Welnu, wij kennen een plaats die beantwoordt aan de verstrekte ligging. Onder den naam van Lammekinscnoc of LammekinsGa naar voetnoot(1) begrensde zij in 1111 - en later - zekere gronden van het klooster van Broekburg gelegen bij Nieuwpoort langs beide zijden van den IJzer. Dit leidt ons tot een plaats in het Oosten van NieuwpoortGa naar voetnoot(2). Insgelijks bij Nieuwpoort - en ook aan den oostkant - vinden wij in 1248 de plaats genaamd CnocGa naar voetnoot(3). Het zal dus wel een en dezelfde plaats geweest zijn. En dat de Lombardienaars daar werkelijk woonden bewijst de Keure van Cnoc (1248) die de melding draagt ‘Littera communitatis de Lombardie’.
Men merke op dat de vroegste melding van Broekburg's bezit op Lammekinscnoc het jaar 1111 draagt, overeenstemmend met de eerste ramp van Lombardie door de overleveringen opgegeven. Wellicht moeten wij verstaan dat de ramp van 1111 de eerste was die Lombardienaren verdreef naar Cnoc - het nieuwe Lombardie. Was het soms om wille van de noodige werkkrachten onder de vluchtelingen te Cnoc aangetroffen, dat het afgelegen Broekburg zich met polderwerk kon gelasten? Was het mogelijks om dezelfde reden dat men korte jaren te voren grond aanvaard had te Sandeshoved, alwaar insgelijks Lombardienaren heengevlucht waren? | |
[pagina 157]
| |
Zoo onze vermoedens gegrond zijn, dan leed Lombardie reeds in 1107 - het jaar dat Broekburg grond verworf te Sandeshoved - en trokken de eerste - en wellicht wel de voornaamste - uitwijkelingen naar Sandeshoved, zooals de overleveringen het inderdaad beweren.
Het tweede Lombardie - te Cnoc, oost van Nieuwpoort - stond onder toezicht van den Baljuw van Veurne-Ambacht, zooals blijkt uit de Keure van 1248. Het was dus in Veurne-Ambacht gelegen, en diensvolgens links van den IJzer. Men was dus op denzelfden kant als Nieuwpoort, en er dicht bij. Valt het dan te verwonderen dat er oneenigheden bestonden tusschen de twee, des te meer als wij weten - volgens een oorkonde van 1269 - dat Lombardie zich, zooals Nieuwpoort, toelegde op de haringvisscherij. In 1269 werd Lombardie dan ook onder de voogdij geplaatst van Nieuwpoort. De visschershaven van Lombardie zal mogelijks niets anders geweest zijn dan een schorregeleed aan den IJzer. De oude benaming ‘Lammekinscnoc’ geeft ons ten andere de beteekenis van een ‘hoogte bij het Lammetje.’, wijl ‘Lam’ of ‘Lom’ de gedachte weergeven van een luie, kronkelende waterloopGa naar voetnoot(1). Bovendien, vermits de benaming ‘Lombardie’ maar eerst in 1252 te voorschijn komt - toen men te Cnoc gevestigd was - kan men zich afvragen of deze benaming haar oorsprong niet te danken heeft aan het ‘Lammetje’ van CnocGa naar voetnoot(2).
Eindelijk, het blijkt uit een oorkonde van 1274 dat het tweede Lombardie insgelijks aan overstroomingen blootgesteld was en dat er naar een nieuwe verhuizing moest uitgezien worden. Hierin voorzag de Gravin met | |
[pagina 158]
| |
in 1274 een uitgestrekt grondgebied af te staan, gelegen waar het huidige - het derde - Lombardie thans ligt. Men was verhuisd naar het Brugsche Vrije, maar Nieuwpoort bleef voogd. R. Dumon. |
|