Biekorf. Jaargang 45
(1939)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMeester Wissel Geerts.
| |
[pagina 71]
| |
den welcken (zoo dickwils iemandt, tot lijf-straffe, aen zijne uytwerckinge was overgegeven) den zelven misdadigen (wanneer hij heeft konnen) in den Kercker gegroet heeft: voorts (om van hem de grouwzaemheydt des Beuls, ende den schroom af te weeren) heeft hy met den misdadigen eenige gemeynsaemheydt te vooren aengegaen, beleefdelijck ende lieffelijck besocht, het herte van den misdadigen tot lijdzame verduldigheydt versterckt: tot de verloocheninge des Weerelts ende de versmadinge van de lichamelijcke doot (met eene alderlieffelijckste toesprake) aengepooght: ende voorts opgericht, om de vergeldinge van 't eeuwigh leven nu van stonden aen (door leetwesen) t'ontfangen: zoodat hij aldus den misdadigen, t'eenemael goedtwilligh gemaeckt heeft, om t'onderstaen de berouwige lijf-straffen: zoo wanneer hy dit in 't gevangen-huys niet doen en kondt, 't zelf nochtans heeft hy gedaen (ten alderkorsten dat hem mogelijck was) op het Schavot biddende den misdadigen (met gebogen knyen) dat hy door de doodt Christi, hem vergeven ende ontgeven zoudt de dood, de welcke (door de deught van de Rechtveerdigheydt) hem als nu most aengedaen worden: t'zamen aen den zelven misdadigen des anderen daeghs belovende eene Kerckelijcke Misse, ende dat hy (zyn leven duerende) zijne ziele (in zijne dagelijcksche gebeden) aen Christo zoud bevelen: het welck hy oock voorwaer (in zyn leven) vromelijck, ende ten alder Godtvruchtighsten heeft volkomen. Want desen Scherp-Rechter (gelijck 't meestendeel hunluyder gelijcke) en zoudt ghy nergens in Wijn-herbergen, oft, in Bordeelen gevonden hebben: maer volherdigh in de Kercken, geduerigh in de Heylige Sermonen, heftigh in de gebeden, goedt-hertigh in aelmoeasen uyt te geven: Godtvruchtigh ende voorzichtigh in de straets-boeven te berispen, ende te bekijven. Wat meer? desen Scherp-Rechter heeft in Heerelijckheydt der manieren, in Godvruchtigheydt ende Heyligheyd zoo geleeft: dat ghy den zelven, niet eenen Beul, maer ergens eenen alder Godtvruchtighsten Monick, en een alderheylighsten Man (met recht) hadt mogen seggen.’ | |
[pagina 72]
| |
Meester Wissel Geerts is de oudst bekende van mijn voorouders. Mijn grootvader N.J. Wissels Rapedius Knapelinck Azn., deed vroeger opzoekingen te Brugge, over scherprechter Wissel, die het volgende opbrachten: Meester Wissel Geerts werd tot scherprechter der stad Brugge aangesteld in 1521. Zijn jaarwedde bedroeg zes pond grooten, daarin waren begrepen de kosten van zijn knecht, alsook een yergoeding van drie pond grooten omdat hij het scherprechtershuisje op de Vrijdagmarkt niet kon betrekkenGa naar voetnoot(1). Zijn dienst bij de stad kan men ten deele nagaan in de Brugsche stadsrekeningen. In 1520-1521 bracht hij vijf beschuldigden op de pijnbank, ontvangende voor eiken patiënt één schelling grooten. In 1521-1522 voerde hij twaalf pijnigingen uit. In 1527-1528 had hij vier personen op de pijnbank gelegd, en één persoon levend verbrand; voor dit laatste werk werden hem zestien schellingen grooten betaald. In 1531-1532 worden hem acht schellingen grooten toegestaan om zijn vier knechten te betalen, die hem hielpen Ampleune, de vrouw van Gillis Coopman, en Gheleyn Wouters levend te verbranden; beide waren veroordeeld wegens tooverijGa naar voetnoot(2). Meester Wissel was ook belast met het dooden van de vrijloopende honden. Jaarlijks ontving hij een toelage om daartoe bijzondere hulpkrachten aan te werven. Hij had twee hondenslagers aangesteld, waarvoor hem de volgende sommen uitbetaald werden: in April 1521 tien schellingen grooten, in September-October 1521 en in Mei 1522 acht en twintig schellingen en acht deniers grootenGa naar voetnoot(3). In 1536 werd hij als scherprechter opgevolgd door | |
[pagina 73]
| |
meester Willem van der Haghe, ook nog Guillaume de la Haye genaamdGa naar voetnoot(1). Meester Wissel Geerts was ook nog scherprechter van het Brugsche Vrije. In November 1521 werd hij aangesteld met een jaarwedde van drie pond grooten, waar zijn voorganger er slechts twee ontvingGa naar voetnoot(2). Hij bleef in dienst tot 10 Juli 1535 en werd alstoen vervangen door Willem Vander HaghenGa naar voetnoot(3). En ofschoon hij wegens gevorderden leeftijd ontslag genomen had, werd hem nog als blijk van hoogachting tot aan zijn dood in 1538, een jaarlijksch pensioen van een pond grooten betaald. Zijn opvolger ontving slechts een jaarwedde van twee pond grootenGa naar voetnoot(4). Over zijn ambtsbezigheden vind ik op 4 December 1529, dat hij de vuist afgehouwen had van Jan filius Christiaens Raets, in tegenwoordigheid van twee gezworen heelmeesters van de stad Brugge, die den patient moesten verzorgen na de strafuitvoeringGa naar voetnoot(5). Op 27 Juni 1530, was hij te Blankenberge, waar hij de doodstraf met de galg toepaste op Pierkin NombrootGa naar voetnoot(6). Hij stond goed aangeschreven bij de overheid, immers op 4 Juli 1528, schonk het Vrije vier Carolusguldens aan zijn dochter, ter gelegenheid van haar huwelijkGa naar voetnoot(7). Tot zoover de nota's van mijn grootvader. Later is de familie Wissel teruggekeerd naar Utrecht, waar ze nu nog gevestigd is. Ze is altijd Roomsch gebleven. Mijn grootvader kon echter niets opdiepen over Meester Wissel vóór hij scherprechter werd te Brugge. Zou er te Brugge niemand te vinden zijn die deze historische aanteekeningen over onze familie kan aanvullen? Uirecht. Louis B. Wissels Rapedius Knapelinck. |
|