Biekorf. Jaargang 45
(1939)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Wiegeliedjes en kniedeuntjes uit het Brugsche.SINDS al die moderne kinderbedjes en laaghangende wiegjes de oude schommelwieg verdrongen, hebben de meeste jonge moeders het wiegen en de begeleidende liedjes verleerd. Dat behoort tot het verleden, tot den goeden ouden tijd van grootmoeder. Men moet zich in de volksmiddens begeven, om nog die ongekunstelde, meeslepende paai- en wiegeliedjes te hooren neuriën door de spleet der half geopende deur. We hebben naar den volksmond te Brugge geluisterd en opgeteekend wat we konden en 't verzamelde gegroepeerd zoo goed we kondenGa naar voetnoot(1). Een of ander liefhebber van folklore zal wel de lijst aanvullen en uitbreiden? | |
Wiegeliedjes.Ie Groep.Hoewel de meeste moeders zich beperken tot de twee eerste versjes, ontmoet men nog wel hier en daar oude mimmees die gansch het liedje zingen. Vooral de laatste versjes geven een kijk in een arm huishouden van 't verleden: 1.[regelnummer]
Douw, douw, kindetje douw
Slaap en doet jen oogstjes toe
He' je geen vaak, je moe' niet slapen
He' je geen honger, je moe' niet gapen
Maar je moet al gelijk brave zijn
Dat moeder zeere kan spinnen
Om een kantje brood te winnen.
2.[regelnummer]
Slaap, kindje, slaap,
Daar buiten loopt een schaap
Daar buiten loopt een bonte koe
En 't kindje doet zijn oogjes toe
Slaap, kindje, slaap.
| |
[pagina 63]
| |
3.[regelnummer]
Douwderie douw, mijn kleine
Jen papa is zoo een fijne
En hij draagt een hoogen hoed
En zijn oortjes staan hem goed.
Van al de opgeteekende douwliedjes wordt dit volgende refreintje, het liefst en het meest gezongen: 4.[regelnummer]
Douw douw, douw deene
Mijn kindetjen is zoo kleene
Douw, douw, douw, douw
Mijn kindetje slaap gauw.
| |
IIe Groep.Naast deze enkele bepaalde douwliedjes, worden nog veel andere rijmpjes gezongen om kinderen in slaap te sussen, o.m. het overbekende: 1.[regelnummer]
Trezetje, mijn bezetje, wanneer ga' 't zijn
't Avond ten achten als 't maantje schijnt
't Maantje ga' schinken
't Sterretje ga' blinken
't Trommeltje ga' slaan
Klein (Marietje, enz.) ga' naar zijn beddetje gaan.
In het volgende rijmpje hooren we hoe papa, op zijn manier, tracht het kindje te paaien: 2.[regelnummer]
D'r was een kindetje geboren
Op 't tippeltje van 't huis
't Had zijn bonnetje verloren
En 't kwam al schreemen naar huis
't Is zoon zoete mannetje
't Drinkt bier uit papa's kannetje
Lekker bier, bong, bong, bong
't Is zijn papa's compagnong.
Mama weet echter beter waarmede zij ons kindje sussen moet: 3.[regelnummer]
Klein, klein Mariannetje
Wat 'e 't al in da' pannetje?
Zoete melk en witte brood
Daarvan wordt ons Mariannetje groot.
Hierna volgt de eenvoudige opsomming van de gebeurtenissen die een dag vullen in het kinderleven. Maar alles wordt heel lief en naief voorgesteld. | |
[pagina 64]
| |
4.[regelnummer]
Buus, buus, buus
Is Rozetje thuus?
Rozetje ligt in heur douwtje
En 't doet al in heur doekstje
't Is gemaakt gelijk een broekstje
Ze staat altijd in 't hoekstje
Ze staat in 't hoekstje met heel heur boel
We zitten d'r bij al op een stoel
En we doen douw, douw deene
Ons Rozetje is nog kleene
Rozetje is een zotje
En 't schreemt al achter zijn potje
Ze schiet dan in heur dulle
We geven heur dan de pulle
En 't is dan dikwijls nog niet wel
We stekken heur seffens bij heur vel
En w'en da' nog een fleschtje
We geven heur een bitje beste
Rozetje en he' nie' te doene
Ze slaapt heel de voornoene
En als de voornoene is gedaan
Rozetje moet dan weer opstaan
Hoe dat ze da' kan weten
't Is voor tatjes t'eten.
| |
Paailiedjes.Niet alleen wordt er geneuried bij het douwen aan de wieg of op een stoel; doch bij elke gelegenheid weet moeder het kindje met een of ander deuntje te paaien. | |
Ie Groep.Waarbij men in het handje klakt en kittelt of met de voetjes speelt; of als het wichtje den snik heeft. 1.[regelnummer]
Klakken hand
Koop zand
Koop peerd
Koop steert
Koop koe
Kiete, kiete boe.
(Bij het laatste versje begint moeder te kittelen om het wichtje te doen lachen). | |
[pagina 65]
| |
2.[regelnummer]
Plak, 'k ga naar de markt
Om een koetje
Een beetje lever toe
Een beetje lichte
Voor zieke nichte
'k Schudde mijn beddetjen uit
'k Zoeke mijn vlootjes
Van tieke tieken haantje (kittelen).
3.[regelnummer]
Plak, 'k ga naar de markt
'k Koopen een koetje
Een beetje lichte
Voor zieke nichte
Een beetje zeere
Voor zieken heere
'k Make mijn beddetje
'k Schudde mijn vlooitjes
En 't komt hier een klein, klein vlooitje.
4.[regelnummer]
Plak, Jezetje schudt zijn beddetjen uit
Al de pluimtjes vallen d'r uit
En een heelen hoop vlootjes
Van tieke tieke tootjes.
5.[regelnummer]
Kletse, kletsen handje
Poele, poelen handje, plak (op de kaak).
In iedere hand een voetje nemen en om de beurt opheffen: 6.[regelnummer]
Dit voetje en dat voetje
Gingen te gare schaapjes wachten
De schaapjes zaten in 't koren
Dit voetje en dat voetje
Liepen er zeere voren
Voren, voren, voren!
Begint het kindje te snikken, dan zegt moeder: 7.[regelnummer]
Snik, snik
Kruipt over mijn rik (rug)
Da' je' arms en beenen brikt (breekt).
Eventjes bij het oortje nemen: 8.[regelnummer]
Waar steekt de boer zijn beutere?
Achter mijn oore
Lach eens dat ik het hoore.
Of men laat het met de beentjes spartelen: 9.[regelnummer]
Kontang de klutter de vous
De spertel de beenen in de lucht monsieur
| |
[pagina 66]
| |
't Zwijntje brak
En de touwe liep weg
Je sloeg er naartoe met een stok
En 't wierd een bubbel lijk een akernote.
Hoe onzinnig dit laatste deuntje voor ons volwassenen moge klinken, toch heeft het voor de kleine al zijn bekoorlijkheid behouden, vooral als moeder het gebaar nabootst om te slaan. | |
IIe GroepWaarin allerlei kinderrijmpjes voorkomen die als paailiedjes gevooisd worden. Is een samenraapsel van verschillende andere refreintjes, o.m. van aftelrijmen (zie Biek. 1937, bl. 77, 106.). 1.[regelnummer]
Annatje zit op den trap
We geven da' kindetje pap
Jantje moet een beetjen h'en
- Ga' zeere naar schole
-'k En h'en geen kloeftjes voor aan te doen
- Pak moeders, pak vaders
- Moeders en vaders zijn veel te groot
- Leg er een bondje strooi in
- Van waar moet ik dat halen?
- Van de boeren
- De boeren zou'n me slaan
- Marietje zal meê gaan.
Als Jantje in schole kwam
Hij 'n koste zijn lesse niet
Mijnheere pakt een latje
En sloeg hem op zijn gatje
Jantje pakt zijn veste
En slaat mijnheere dood.
- Waar gaan w'hem begraven?
Op Sinte Pieters kerkhof
Wat gaan w'er overstrooien?
Luizen en vlooien
Erweten en boonen.
Hoewel het lief Engeltje Gabriël tot het verleden behoort, blijft het nog voortleven in meer dan een kinderkamer, dank zij mimmee: 2.[regelnummer]
Engeltje, Engeltje Gabriëel
Gij woont zoo verre van mijn kasteel
Van mijn kasteel alleene
| |
[pagina 67]
| |
Breng mij een kloefje kleene
Breng mij een kloefje groot
Leg het in Maria's schoot
Maria is de moedere
Jezetje is de vadere
Ah! mijn engeltje bewaardere
Smijt mijn kloefje in 't watere
En mijn schoetje d'er achtere.
Nog een kinderliedje dat overbekend is en waar al de dieren van het neerhof een bijnaam krijgen. Er bestaan verschillende lezingen van. Nochtans is dit rijmpje hier reeds verarmd en worden de schoofjes niet herhaald, zooals anders bij 't zingen meestal het geval is. 3.[regelnummer]
'k Ginge zoo verre naar Holland, naar Holland
Waar dat er een koetje was
Ze vroegen hoe heet uw koetje
Hoe heet uw koetje dan?
Bijt maar toe
heet mijn koe
Lange steert
Heet mijn peerd
Zeuren azijn
Heet mijn zwijn
Emmerie lanse
Heet mijn ganze
Triepje, trapje
Heet mijn schapje
Stanse de ratte
Heet mijn katte
Koekelakane
Heet mijn hane
Tjiepje heet mijn hennetje
'k En kan 't niet anders noemen
Als mijn hennetje.
Om het kindje bang te maken: 4.[regelnummer]
Griep, grap, gru
Heb' je heur niet gegrepen
Grijpt heur nu.
| |
[pagina 68]
| |
IIIe Groep.Waar er gesproken wordt van een potje. Kleine kindjes hebben nu eenmaal alles te leeren; en 't begrip, hoe het zich van een potje moet bedienen, is een zeer ingewikkelde leering. Zelfs in dit geval beschikt moeder nog over enkele rijmpjes om haar kindje te berispen of aan te moedigen: 1.[regelnummer]
Koekeloerenhaan (ofwel) Marietje Sofietje
Wat he' je gedaan
In 't potje gescheten
En laten staan.
2.[regelnummer]
Janne tek
Zat op 't vertrek
Met een vorten appel in haar bek.
3.[regelnummer]
Pietje pek
Zat op 't vertrek
Met zijn viole
Rond de schole
Met zijn vieatse (?)
Rond de platse
Met zijn verree
Rond de stêe
En al de meisjes lachten er mee.
4.[regelnummer]
Brand, brand in 't huizetje van madame
Louisetje zat te kakken en zijn gatjen is verbrand.
| |
Knieliedjes't Gebeurt wel meer dan eens, als moeder de handen vol heeft met andere bezigheden, dat ook vader zijn kindje paaien moet. Meestal mag de kleine, - in verhouding tot zijn ouderdom en sportieven aanleg, - dan paardje rijden op de knie of den voet. 1.[regelnummer]
Alzoo riên de vrouwen (lichtjes wippen)
vrouwen, vrouwen.
Alzoo riên d'heeren (hooger)
d'heeren, d'heeren.
Alzoo riên de boeren
boeren, boeren.
Alzoo riên de zotten
zotten, zotten, (heel hoog).
| |
[pagina 69]
| |
2.[regelnummer]
Jute, jute perretje
Van achter aan zijn sterretje
Ju, ju, ju...
3.[regelnummer]
Jute kouwe perretje
Van Rijsel om een sterretje
Van Grendel om azijn
En 't mag er al zoowel zijn
Perretje, wil je zeere loopen
'k Ga je een bondjen haver koopen
Dat perretje rijdt den drijvenden draf
Tot dat het aan dat bondjen haver kwam
Ik en mijn perretje we staan gelijk
En we vallen alle twee in 't slijk
Ju-u-u!
4.[regelnummer]
Jute kouwe perretje
Van Rijsel om een sterretje
't Was zoo donker, en 't en zag het niet
't Strooitje bleef in zijn kelegatje zitten
He' je hem niet gezien
Kapperre met zijn steert
Met zijn leêren poeper
En zijn hollemante (?) steen
Ju-u-u!
(De vier laatste versjes worden ook wel in de koorde gesprongen)
De twee volgende knieliedjes worden evenveel in een rondedans gezongen, zonder eenige verandering er aan te brengen. Uit de Blauwe zaleGa naar voetnoot(1)
We komen gereên van Male
Den ottentot, den ottentot
En 't perretje smijt zijn schijtgat op
Van degen, van degen
Wa' gaan we da' perretje geven
Hooi en strooi
Peerde mahooi
't Dochtertje moet afgaan
Mijn karretje kan niet voort
Ju,-u-u-u!
Ouden, ouden ezel
Jen ooren zijn zoo lang
| |
[pagina 70]
| |
Wat gaan we den ezel geven
Al heel zijn leven lang
Hooi en strooi
De peerden eten hooi
De koeien eten ga(r)s
En dat is allemaal maar klaps
Ju-ju-ju
En eindelijk een kniedeuntje dat bijna heel vergeten is: Bieze, bomme, boeze
Van de rompom poeze
Van de rompompa
Bieze bomme boeze
Bieze bomme ba!
Bieze! bomme! ba! (heel hoog wippen)
Magda Cafmeyer.
|
|