Biekorf. Jaargang 45
(1939)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVoor de perels van de oogen af te lezen.Petrus en Paulus stonden te gaar op een golgesteen, ons heer die daar kwam gegaan zeide, waarom leest gij niet, zij zeiden wij kunnen niet lezen, wij hebben al te veel tak en oogperels op ons oogen, en wij zien niet. Blazen in den naam des vaders, blazen in den naam des zoons, blazen in den naam des heiligen geest, 2 dagen lang, 6 onze vaders en 6 wees gegroet. | |
Voor verbrandheid.Heiligen Lauwerentius en Vincentius en Bastianius wilt deze | |
[pagina 27]
| |
brand verslaan, zoo zoet en zoo zacht gelijk Jesus aan Maria's borst lag, 15 onze Vaders en 15 wees gegroets. | |
Voor balgpijn of koliek.De naam zeggen zijt ge ziek of hebt gij weedom of de vijvers, bidt God zijn almogendheid dat hij die mensch of dier van deze ziekte verlossen wilt, zooals Nicodemus of Josephus onzen heer Jezus Christus van 't heilig kruis heeft afgedaan, 5 onze vaders en 5 wees gegroets. | |
Voor wormens van vruchten af te lezen.Den heiligen Bernardus was begraven onder een steen, de wormens hebben hem geëten, maar zijn hert vergeten, zijn de wormens klein of groot, geel zwart of rood, zij zullen de aarde eten en mijn vruchten vergeten, 3 onze Vaders en 3 wees gegroets. | |
Voor de zwijneplaag.Den heiligen Sint Lauwereutius en Sint Bastianius, wil mijne verkens van dezen brandenden brand ontslaan, deze brand die trekt zoo zoet en zoo zacht gelijk Jesus aan Maria's borst. Gewijd water geven met zout en zoete melk, 3 onze Vad. en 3 wees gegr. | |
Voor tandpijn.Nieuwe mane ik heb de eer van u te zien, wilt alle pijn van mij vlieden, de viek uit mijn handen, de pijn uit mijn tanden, de kanker uit mijn mond ter eere van Jezus Christus wonden, 3 onze Vaders en 3 wees gegroets ter eere van de heilige Apolonia. | |
Voor de borstzweere of doorns.Jezus van Hemelrijk gekroond met doorns van aardrijk ten verzwol nog ten verzwoer en ik hoope dat deze wonde ook niet verzweeren zal. 3 onze Vaders en 3 wees gegroets. | |
Voor gekwetstheid.Jezus van Hemelrijk was met de koningin van aardrijk. Jezus van Hemelrijk was doorboord met ijzer en met staal ten verzwol nog ten verzwoer en ik hoope dat deze wonden ook niet verzweren en zullen. 3 onze Vaders en 3 wees gegroets ter eere van de vijf bloedige wonden van Jezus Christus. | |
Voor Cornelius ziekte.O heiligen Cornelius gij waart van vallende ziekte en bloedstilstand aangedaan, o heiligen Cornelius bid den Almogenden dat hij mij van mijne ziekte en bloedstilstand wil ontslaan zooals mijn bloed in stof en asch kan vergaan. 3 maal 9 dagen bidden 9 onze Vaders en 9 wees gegr. met afteekening in naam van den heilige. | |
[pagina 28]
| |
Voor konijn en kalverplaag.Heiligen Antonius bidden wij u omdat gij onze dieren van ziekte geel en pokken zoudt ontslaan, zooals Jezus van het kruis werd afgedaan; palme koken in gewijd water. 3 onze Vaders en 3 wees gegroets.
- Deze ‘Christelijke Aflezingen’ beslaan de eerste kolom van een gedrukt blad (42 bij 30 cm.); de andere kolom geeft een reeks ‘Keukenremediën’. Het druksel draagt geen datum, maar schijnt wel van rond 1850-60 te zijn. Onderaan staat gedrukt: ‘Eigendom van René Gequiere. Watou. Bijzonder remediën voor mollen en ratten in waarborging’. De eigenaar moet voorzeker een reizend ‘rattenbezweerder’ geweest zijn, die op de markten zijn ‘vliegende’ remediën in potten, flesschen en... op papier verkocht. Eigenaardig zijn de oude overleveringen die in deze aflezingen nog voortleven. - Wie weet er iets meer over zulke blaadjes? en den eigenaar ervan? V. | |
Oud Rechtsgebruik.Op blz. 110 van ‘Biekorf’ 1934 beweert de hr. J.D.H. Van Uden dat bij den post der uitgaven uit de Geldersche rekeningen, 3 guldens betaald aan Hildebrand Van Laer, ‘dat hij Wouter die wever die haat afwan die Lamberts soenen doetgeslagen hadden, die te verwaren, te zieden en te bloeken’, de moordenaars niet kunnen bedoeld zijn. De heer Eg. I. Strubbe die van antwoord dient in ‘Biekorf’ blz. 232, 1934, zegt dat er geen de minste reden bestaat om het ‘die’ bij ‘te verwaren’ te beschouwen als niet op de moordenaars terugslaande, en hij voegt er bij dat in hedendaagsche taal de rekeniugspost zooveel beduidt als: Er werd aan Hildebrand van Laer 3 gulden betaald, omdat hij klacht heeft ingespannen en vervolgde over den moord van Wouter den wever, die door de zonen van Lambrecht ter dood gebracht werd, en welke zonen hij, Hildebrand in hechtenis heeft gehouden (= verwaren), terecht gesteld heeft (= zieden) en begraven of tentoongesteld (= blocken). Het is den hr. Strubbe echter niet duidelijk wat ‘blocken’ beteekent. Blokken beteekent in Olsene en Zulte (in de vellenploterij): schrepen en kuischen op den blok na het zieden en vóór het looien. Is het dan niet mogelijk dat de moordenaars dan toch niet bedoeld zijn in den rekeningspost van Gelderen, en dat Hildebrand van Laer de hand van den vermoorden wever afhieuw, | |
[pagina 29]
| |
ze bij hem hield (= verwaren), ze zood en ze kuischte (= blocken), alvorens ze voor de rechtbank te brengen en er te klagen ‘met de doode hand’? Indien het rechtsgebruik nog in voege was in 1388, is moeilijk in te zien waarom de hand van Wouter den wever de voorbereiding tot het looien niet zou ondergaan hebben, alvorens ze aan den rechter werd voorgetoond, ten ware de Geldersche rekeningen bewezen: dat wel de moordenaars door Hildebrand van Laer werden in hechtenis gehouden, terechtgesteld en begraven, hoe het schavoteeren gebruikelijk was. Het levende woordje ‘blokken’ in het leerlooiersbedrijf noopt ons tot de veronderstelling dat ‘die’ terugslaat op de hand van den vermoorden wever Wouter, ten ware de uitbetaalde som niet in verhouding bleek tot het geleverde werk, m.a.w. dat hier de beul aan het werk was en niet de ‘pleitbezorger’. G.P. Baert. | |
Wat is een Klaaitje?In Biekorf 1938, bl. 280, vraagt J. De Langhe welk soort van vogel bedoeld wordt door de visschers der Westkust onder den naam van Klaaitje. Het is een duikeend, die enkel 's winters de zee bezoekt, en buiten dit jaargetijde alleen te vinden is in vijvers, moerassen en rivieren. De wetenschappelijke naam is Mergus Albellus, in het fransch Harle blanc of nog Harle piette, in het Nederlandsch Nonnetje genaamd. Het ondergedeelte is wit, en het bovengedeelte, in den Winter, wit met zwarte vlekken en strepen; in den Zomer grijsachtig. De wijfjes zijn altijd grijs langs boven. De Klaaitjes zijn rappe duikelaars, en zwemmen onder water zoo rap als de visschen. Daar ze zich voeden met kleine visschen, ziet men ze gewoonlijk daar waar er benden visschen aanwezig zijn. Ook, onze visschers zeggen: Klaaige toont ons waar dat er visch zit. K. Loppens. | |
Uitteekenen en Uitschilderen.- Onze jongen kan zoo schoone peerdjes en mannekes uitteekenen. - O, welk ne schoonen uitgeteekende kader! (gezegd van een geschilderd landschap). - De keunink staat daar straf schoone uitgeschilderd. Alzoo hoort men in 't ronde van Kortrijk: uitteekenen, uitschilderen d.i. teekenend of schilderend afbeelden. Uitschilderen wordt bij voorkeur gebezigd voor ‘portret schilderen.’ | |
[pagina 30]
| |
De Bo geeft wel Uittrekken met een gelijkende beteekenis: laisser prendre son portrait. In het Kortrijksche wordt men ‘uitgetrokken’ door den fotograaf. (In de stad zelf laten ze zich ‘in pertrête trekken’). Doch bij Uitteekenen en Uitschilderen geeft De Bo de vermelde beteekenis niet op. Teirlinck daarentegen teekende deze woorden op (in zijn Zuid-Oostvl. Idioticon) met dezelfde beteekenis als in 't Kortrijksche. Deze composita met uit- moeten tot het Middelnederlandsch opklimmen. Kiliaan vermeldt uutmalen en uutschilderen. Verdam kent één enkel voorbeeld van ‘uutschilderen’ in het jaar 1515: ‘Hier om sant Canday die coninginne een van haren schilders of maelders, ende diesen beval si dat hi heymelijc dat aensicht van Alexander wtschilderen soude’. Van ‘utemalen’ is, volgens Verdam, geen voorbeeld in het Middelnederlandsch bekend. Pater Jan David van Kortrijk levert ons rond het jaar 1600 een paar voorbeelden in zijn volksche strijdschriften. In zijn Kettersche Spinnecoppe van 1595, bl. 118 spreekt hij van de ‘schilders die somtijts wt trecken’ in de beteekenis: afbeelden, teekenen en schilderen. Ook in zijn Christelijcken Bie-corf van 1600, bl. 201 spot hij met de Hervormden die bun tegenpartij ‘met alle afgrijselijcheyt uutschilderende’ zijn. In Zuid-Beveland is ‘uuttrokken’ een synoniem van ‘uutpottreteeren’: fotografeeren. (Kruiningensch Dialect). Ware 't de moeite niet, de verspreiding en geschiedenis van die samenstellingen eens dieper en breeder na te gaan? A.V. | |
Bibliotheek van een republikeinsch Ambtenaar.Gedurende den Boerenkrijg, waren de boeren te Tielt binnengevallen op 26 October 1798, en hadden er o.m. de huizen van de republikeinsche ambtenaars geplunderd (zie Biekorf, 1926. bl. 169). Een van de slachtoffers was de ontvanger van de registratie en het nationaal domein, Marie, die op 2 November een opgave van de door hem geleden schade, naar het middenbestuur van het Departement te Brugge zond. Over zijn bibliotheek schreef hij het volgende: | |
Bibliothèque.L'Histoire Naturelle. La Vie des Hommes Illustres. Le Dietionnaire des Grands Hommes. Les OEuvres de Voltaire Différents ouvrages de Rousseau, comme ses Confessions, son Emile, La Nouvelle Héioïse. Le Mémoire de Sully. L'Histoire de France | |
[pagina 31]
| |
celle d' Angleterre. Le Voyageur Français par M. de la Porte. Les oeuvres de Racine, ceux de Boileau. Le chef d'oeuvre de Corneil. Les comédies de Molière. Les oeuvres de Piron. La comédie de Renard. Les oeuvres de G(o)etals(?). Les Romans de La Sage. Les contes de Marmontel. La Jérusalem délivré. La Messiade. Les Egarements de la Raison ou Contes de Valmont; et beaucoup d'autres ouvrages trop long à détailler. - Staatsarchief te Brugge. Modern Archief, 2e reeks, pak nr 8185. | |
Een verduisterd Persilstraatje.Tot voor een paar jaar bezat Kortrijk zijn aloude Persilstraat - nu ‘officieel’ op het nieuwe bord veranderd in ‘Persynstraat’ met den uitleg erbij: dat Jan Persyn een bouwmeester was. 't Is inderdaad Jan Persyn die in 1607 -1611 de Jezuïetenkerk bouwde waarop de Persilstraat uitloopt. Is 't niet jammer dat die onwijze verandering met zulk een goede intentie moest gebeuren! De volksmond blijft spreken van: het Persilstraatje, en het zal voorzeker nog lang duren vooraleer een Kortrijkzaan zal zeggen ‘dat de Gouden Lantaarn in de Persynstraat’ gelegen is. De oudste Vlaamsche vorm van dien straatnaam is: Pedersilstrate. In een oorkonde van St. Maartens (kerkarchief), te weten een rentbrief van 13 September 1389, lees ik dat er een erfelijke rente bezet is ‘up een huus ende erve staende ende ligghende inde pedersilstrate tusschen Willem Daechs erve an deen zide ende Ghuijs Ysenbaerts ende Mergrieten vors. erve an dander zyde...’ De Flou in zijn Topon. Wdb. vermeldt een gelijken vorm in 't jaar 1363. Ook elders zijn er Persilstraatjes: te Brugge, de Peterselie (of Pieter Celle?) straat; te Ardooie: het Persilstraetkin; Damme bezat vroeger een Persellepoorte. Heeft Leuven ook geen Peterseliestraat? Kortrijk moet dus niet beschaamd zijn over dien alouden naam, zelfs al kent men er den oorsprong en de juiste beteekenis niet van. En wilde de stad nu den naam van bouwmeester Persyn aan een harer straten hechten, de nieuwe wijken bieden daartoe gelegenheid genoeg? A.V. | |
Beslag op een Sterfhuis in 1502.‘Ghearresteirt by Adriaen Drabbe bailliu, ten verzoucke van Hubrecht van den Muelene, als machtich over meester Ghiselbrecht van Scoonhove prestbytre canonic ende ontfanghere vander fabrycke van Ste Donaes jn Brugghe, dese naervolghende parcheelen van cateyllicke goederen wesende ende | |
[pagina 32]
| |
bevonden binnen eenen huuse staenrte upden houc vande Maert binder stede van Brugghe, an Sinte Xristoffels kerke onder de cappelle van Ste Jooris daer Wouter van Gheldere jnne woonde ende doe overleden was. Eerst jnde winckele .j. harine zesterkin met ontrendt .xvj. haringhen daer jnne; jtem een tonne met ontrendt een .l. harincx; jtem noch een tonne met ontrendt een hondert pelkelharincx; jnde kueken vooren een scaprade met .ij. loken ende een kanye vanden houden fantsoene. noch een haughende scapradekin met .ij. loken, piusynghe van eerden potten, pannen ende kannen, .j. motalen ketelkin; jtem jnde achtercamere .ij. koetsen met twee bedden, .ij. oorpuelen ende quaet decsels daer toe, ij. quade zitte cussenen, een oorcussene, een quaet paer lynelakenen daer toe. Al als toebehoorende den voorseyden Woutre de Gheldere; ende dit voor .ij. Lib. v. sch. gr. van huushueren verschenen te Kerstmesse anno. xvc. ende twee laestleden ende de wettelicke costen behoudens elcx rechte. Actum .xiiij. jn Maerte anno .xvc. twee (1503 n. St.), present Lammins, Schoonhove. - Staatsarchief te Brugge, Proossche, register nr 686 (Wettelijke passeeringen van het Caneunixsche), fo 11 v. | |
Zantekoorn.- De onnoozelen zullen God zien... en de zotten de deure. Houtave. - Hij leeft met leenen en lutsen: koopen en verkoopen, sjacheren. Brugge. | |
Stratevendel:iemand die altijd achter strate loopt om nieuws te weten; een moeial, een alweter. Dadizele. A.V.W.
|
|