En waar de sterre bleef stille staan...
ge moet er zoo stille niet staan.
ja we moeten naar Bethlehem gaan
van Bethlehem naar eene stal
waar dat Maria m'haar kindeke zat.
We hebben gezongen, we hebben hier g'had
schrijf dat hier op een leliablad
een leliablad op een ingelenziel
Zoo hoorde ik dat liedje zingen, 't is een paar jaar geleden. De manier hoe ik er aan geraakte is eigenaardiger dan het liedje zelf!
Op Kerstdag kwamen hier drie ‘snotneuzen’ uit een kunstekot met een sterre rond. Ze zongen hun liedje op een raar toontje, ze steunden wel op hier en zeiden dat ze 't nog eens zouden zingen als ze iets kregen. Dat ‘leliablad’ was ook wel ongewoon.
'k Ben dan 's anderendaags naar dat kunstekot geweest, een heel kleine wagen, waar er maar één stoel, een tafel, een stoof en een koffer stond. 'k Moest me zetten op den koffer, en heel 't nest jongens kwam rond me staan: ze waren met zeven kinders. De vrouw was heel tevreden van me te zien, zei ze; de vent, een bultenaar, was niet thuis. Dan hebben die jongens daar gezongen dat 't wagentje daverde. Ze stonden daar allemaal in hun sleppe ('t was te zessen 's avonds) te zuigen aan de spekken die ik meegebracht had. Dan moesten ze van hun moeder bidden voor ze naar bed gingen; ze konden maar den Weesgegroet en Onzevader, en dan nog een deel aanroepingen, bijzonder tot den armen broeder Franciscus. En dan moesten ze gaan slapen. De oudste dicteerde me dan nog de woorden van hun liedje... zooals ze hierboven staan.
Wat zijn er toch rare dutsen van menschen op de wereld.
P.V. Loo.