Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe verdwenen retabels van Jabbeke. 1680.DEN 26 Maart 1680 zond de pastoor van Jabbeke, Louis de TillyGa naar voetnoot(1), een verzoekschrift naar den bisschop te Brugge om de boomen te mogen verkoopen die op 't kerkhof stonden. Boomen verkoopen was destijds de gewone toevlucht voor pastoors en kerken die de geldpijne hadden. Er was natuurlijk altijd een soliede reden voor: die boomen waren volgroeid, ‘op geen verwas staende’, of dreigden uitgeworpen te worden door den wind, en kerk en kerkhofmuur ‘grootelijks’ te beschadigen. De bisschop die zijn volk kende, nam dat niet voor klinkende munt, hij zond den landdeken, en als de deken oordeelde dat er niet te veel gelogen was, gaf de bisschop zijn toestemming, altijd op voorwaarde dat men jonge boomen zou planten in plaats van de oude. Pastoor de Tilly had ook zijn ‘goede redenen’. Die boomen namen licht en lucht en maakten zijn kerk donker en vochtig. En daarbij hij had geld noodig. Hij vond dat de retabel van 't hoogaltaar niet was wat hij moest zijn: ‘synde de selve niet anders als drye schilderyen, by malcanderen gewrocht, slicht ghenouch, sonder fatsoen van een autaer.’Ga naar voetnoot(2) We laten dat ongunstig oordeel voor de rekening | |
[pagina 277]
| |
van den pastoor; wat voor ons belangrijk is, is de beschrijving: de retabel was een geschilderde drieluik. In 1600 werd de kerk in brand gestoken door de soldaten van Maurits van Nassau, en in de kerkrekeningen van 1611 voort zien we dat de herstelling werd aangevat. Dan werd ook een nieuw hoogaltaar gemaakt met een houten ‘verhemelynghe’ erboven. Den 1 Juli 1642 kwam Mgr de Haudion dit altaar consacreeren onder de aanroeping van Sint BlasiusGa naar voetnoot(1). Met de opgave van de kerkrekeningen bij de beschrijving van de Tilly te voegen, kunnen we dus een tamelijk volledige voorstelling maken van wat deze retabel was: een drieluik zeer waarschijnlijk gevat in een dezer vroeg-renaissance omramingen, waarvan we nog een paar goe voorbeelden vinden in O.L. Vrouwkerk te BruggeGa naar voetnoot(2); met erboven een hangend of uitstekend berd, de ‘verhemelynghe’, in gelijken trant opgevat, en dat de Noordsche tegenhanger is van het Italiaansch baldachino door de liturgische wetten voorgeschreven. Men beweert doorgaans dat die liturgische overhuiving der altaren in onze gewesten nooit in gebruik is geweest, maar beweren en bewijzen is twee. We kunnen integendeel wel bewijzen dat, in de jaren 1600, de altaaroverhuiving de algemeene regel was in Vlaanderen. Dat blijkt uit de kerkrekeningenGa naar voetnoot(3), uit de bisschoppelijke en dekenale bezoeken, en men kan ook hetzelfde zien op de talrijke schilderijen van kerkinterieurs van dien tijd. Te Jabbeke stond er ook zoo'n retabel tot in 1680. Wat pastoor de Tilly in de plaats stelde, weten we niet juist; waarschijnlijk een dezer hooge barok-retabels die zoo schilderachtig en schoon kunnen zijn. Maar toen ze in 1871 de oude kerk te Jabbeke afbraken, werd alles kapot geslagen of verkocht en de retabel van | |
[pagina 278]
| |
1680 verdween. Wat ze in de nieuwe kerk als retabel boven 't hoogaltaar stelden, is zoowat in den armen trant van 't gebouw, en om pastoor de Tilly na te schrijven: ‘slicht ghenouch’ en ‘sonder fatsoen’. M. English. |
|