Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Honte. Langemark, N.V. Vonksteen, [1938]. 136 bl. 11 kaartjes, 24 ill. = Fr. 28 (te verkrijgen bij den schrijver, Ste Catharinaplaats, 26 te Oostende, Postcheck 2050.41).Buiten het werk van R. Blanchard: La Flandre, Etude géographique de la plaine flamande, dat in 1906 verscheen, en waarvan zekere deelen verouderd zijn, hadden we geen algemeen werk over de kustvlakte. De heer Waterschoot heeft de lastige taak aangedurfd, alles te doorwerken wat over deze streek verscheen, om ons een wetenschappelijk vulgarisatiewerk te leveren, dat veel diensten zal bewijzen aan alwie eenigszins belang stelt in de wording van onze kustvlakte. De behandelde stof werd verdeeld over vijf hoofdstukken: 1. de afbakening van de kustvlakte, die zich uitstrekt van de hoogten van Artesië tot aan de Schelde; 2. De bouw en de vorming van de onderscheidene grondlagen; 3. De ontwikkeling van het waternet; 4. De bedijkingen; 5. De inrichting en de ontwikkeling van de wateringen. De stof van ieder hoofdstuk is telkens logisch en helder ingedeeld. Hier en daar ware er wel een bijzonderheid recht te zetten. Aldus o.m. op bl. 55 zegt Schr. dat er op het einde der 13e eeuw ‘ettelijke honderden vaartuigen’ door Philips den Schoone bij Damme bijeengebracht werden. Feitelijk bestond de oorlogsvloot van Brugge, die in 1302 het Zwin moest verdedigen tegen de gebeurlijke aanvallen van de Fransche vloot, uit vier koggen met 200 man. (Colens. Le Compte communal de 1302, Brugge 1886, bl. 151). - Op bl. 57 zegt Schr. dat er in October 1468 op één getij 150 koopvaardijschepen te Sluis binnenliepen. Volgens de Brugsche stadsrekening van 14 Oct. 1486 tot 13 Oct. 1487 liepen er dit jaar te Sluis 73 schepen binnen met een gezamenlijke lading van 8.272 ton (Gilliodts, Inventaire des Archives de Bruges, VI, bl. 275). Deze kleine opmerkingen willen geen afbreuk doen aan de waarde van het werk, dat zeer vlot geschreven is, en een klaar en duidelijk overzicht geeft van de wording en den toestand van onze kust en polderstreek. Talrijke kaartjes en een zorgvuldig uitgekozene illustratie, brengen het hunne bij om de waarde van het werk te verhoogen. Een bibliografisch overzicht stelt iedereen in de gelegenheid de behandelde stof verder uit te diepen; het is spijtig dat de schrijver in zijn literatuur niet overal den titel van het tijdschrift opgeeft, waarin de aangehaalde bijdrage verschenen is. Jos. De Smet. |
|