| |
| |
| |
| |
Sluizen en vaarten van Nieupoort in de XVe eeuw.
Aanteekeningen bij een oud plan.
HET hier besproken plan - waarvan wij een afbeelding alhier buiten den tekst geven - berust op het Rijksarchief te Brussel onder nr 6059. Het is naamloos en ongedateerd; de teekening is schematisch en zonder schaal.
Men ontdekte dit plan onlangs in een dossier van 1416; zoo veronderstelde men dat het plan van hetzelfde jaar dagteekent. Wij zullen verder onderzoeken of daarvan het bewijs kan geleverd worden, immers plannen uit de XVe eeuw zijn zeldzame vogels. Dit hier is het eerste uit dien tijd dat wij voor onze gewesten tegenkomen.
Laat ons eerst het plan beschrijven, en de voornaamste verklarende teksten afschrijven, die te allen kante op de teekening voorkomen, tot zelfs op de bruggen en de verlaten der sluizen.
Het plan is geheel geschilderd in waterverf op ruw papier, en niets is geteekend met de pen, tenzij de opschriften. Op het voorplan is de stad verbeeld op fantasische wijze. Van rechts naar links vinden wij eerst de versterkingsmuren, met de Noordpoort, later Ypersche poort genoemd, staande op het noordeinde der Noordstraat of Yperstraat. Links vinden wij een toren die stond op den noordwesthoek der kaai; een schildwacht stond er op, om gedurig de monding van den Yser in het oog te houden; men noemde hem de Gapaert. Links een hooge toren, verbeeldende de groote vuurtoren, eerder een versterkingstoren. Daaronder staat er: ‘cette tour est une vierboute et est enseigne par le feu que lon y fait de nuyt au maironniers pour adrescier au havene de Neufport’.
De waterloop vóór de stad is de Yser; rechts staat er te lezen: ‘C'est la riviere appellee yzere et vient
| |
| |
dypre de St. Omer et du west pays de flandres et passant parmi lescluse du nouvel dam par devers la mer’.
Een weinig dichter bij de stad staat de sluis van Nieuwendamme: ‘C'est lescluse de nieuwe dam et avant que lon puet y passer il faut atendre une maree soit alant ou retournant’.
Recht voor de Noordpoorte ligt de Noordbrugge, later Langebrugge genaamd: ‘C'est le pont gisant oultre le havene pour ysser de Neufport et aler devers Noort soit a Bruges ou ailleurs’.
Meer noordwaarts en gelijkloopend met de Yser, zien wij het Lekeleet, en, van het Noorden komende, het Yperleet die er in vloeit.
Een overdracht is er te zien: ‘C'est le overdrach appellee desaghers sittue en le yperleedt’. Boven de de overdracht staat er: ‘la riviere appellee yperlee venant de Bruges pour aler a Neufport’. Onder de overdracht leest men: ‘Ici chiet la Yperleedt ou Leekewatere par celle ainsi par devers le leicsluus parmi laquelle elle chiet en la mer par havene de Neufport’.
Rechts ligt de Ketsbrugge, Rechts van de brug, in de rivier leest men: ‘C'est la riviere appellee leicleet venant de le west et alle ainsi devers la mer’. Links is de Palingbrugge: ‘Le pont qui git audevant Neufport oultre la leicleet pour aler a Lombaertsyde’. Links van deze brug, ligt de Lekesluis: ‘C'est la leicsluus et viennent atendre une maree avant que lon y puet passer a chacq fois soit alant ou revenant’. Tusschen de Palingbrugge en de Ketsbrugge, staat er op de vaste grond: ‘C'est la dicque pour aler de Neufport au dam nouvel et ailleurs au pays’.
Rechts, tusschen de Ysere en het Lekeleet, ziet men een schuinsloopende vaart, met in het midden een overdracht. In den scherphoek leest men: ‘Ceste place combien il y a enseigne de riviere est tout entiere et est liretage de la ville d'ypre ou elle pretend faire le nouvel fouaige et overdrach en la maniere cy figuree’. Dit is, vrij vertaald: ‘Deze plaats is vaste grond, al-
| |
[pagina t.o. 126]
[p. t.o. 126] | |
(Bijblad van Biekorf 1938, 5).
Sluizen en Vaarten van Nieupoort.
Plan uit de XVe eeuw.
Binder: deze prent rechtover bl. 126.
| |
| |
hoewel er een rivier verbeeld is, en is de eigendom der stad Yper, waar zij beweert een nieuw bedelf te doen met overdracht op de manier hierbij verbeeld’.
Dit laatste is eigenlijk de reden waarom het plan geschilderd werd. Maar, om alles beter te verstaan, geven wij eerst eene Topographische beschrijving der streek rond 1416.
Een klein natuurlijk riviertje kwam van het Zuidwesten van Leke, draaide ten Westen van het dorp naar het Noordwesten, makende eene groote bocht bij de Tempeliershoek; verder draaide het rond Nieuwendamme en vandaar naar het Westen weg tot Nieupoort. Het liep onder de Palingbrug door, en wierp zich in den Yser aan de Lekesluis, die stond op ongeveer 650 m. ten Noord-Noordwesten van Nieupoort. Deze sluis werd later genoemd Vladsloosluis, en in de XVIIe en XVIIIe eeuw Straalsas, Slijksas of Engelsluizeken; zij lag rechtover de Westsluis (zie Biekorf 1936, bl. 191 en 232).
De Zydelinck of Vladsloovaart, was een natuurlijke waterloop en kwam van het Houtland, liep het dorp Vladsloo voorbij in noordelijke richting tusschen Yser en Lekeleet, en vervoegde den Yser te Nieuwendamme,
Het Yperleet liep van Brugge (Scheepsdaele) naar Nieuwendamme, en was ten deele natuurlijke waterloop, ten deele gegraven: (zie onze bijdrage in Biekorf, 1935, bl. 281). Niet ver van Nieuwendamme lag er een overdracht, genaamd Saghersoverdracht. Vandaar draaide het Yperleet naar het Zuiden en wierp zich, ten Noorden van Nieuwendamme, in het Lekeleet.
De huidige topographie verschilt nog al merkelijk met de vroegere. Nu wordt het Lekeleet, ten Zuiden van Leke, genoemd Vyvermolenbeke; ten Noordwesten van het dorp is de oude naam bewaard tot waar het leed de Vladsloovaart vervoegt ten Westen van Spermalie. Er is nu, integendeel, een kleine waterloop, ten Noorden van Leke, die genoemd wordt Lekeleet, en van het Oosten komt.
Van Spermalie loopt het Lekeleet onder de nieuwe benaming van Vladsloovaart, tot aan Nieupoort, zonder groote veranderingen ondergaan te hebben. Nochtans de oude Lekesluis
| |
| |
is verdwenen sedert den 5n December 1665, toen een geweldig tempeest geheel de sluize wegspoelde. Men was verplicht een dam te leggen, om verdere overstroomingen te vermijden. Zoo was de scheepvaart tusschen Brugge en Nieupoort en verder afgesneden, want de doorsnede van 1416 was reeds toegeslijkt. Na eenige jaren werd de sluis eindelijk nieuwgemaakt, nagenoeg op de plaats waar nu het sas van Vladsloo en de Palingbrugge gelegen zijn; het westelijk gedeelte van het geleed werd opgevuld.
Voor wat de Zidelynck betreft, dit geleed is verdwenen tusschen Spermalie en Nieuwendamme; alleenlijk vindt men er nog sporen van in eenige grachten van dit gewest.
Men kan dus geheel goed het plan verstaan. De doorsnede tusschen de Yser en het Lekeleet, bij Nieuwendamme, werd gevraagd door de stad Yper, om de reizen van Yper naar Brugge merkelijk te verkorten. Zij moesten immers varen tot aan Nieupoort, van daar door de haven naar het Lekesas, en dan door het Lekeleet tot aan Nieuwendamme, waar zij het Yperleet konden opvaren; dit was een omweg van ongeveer 9300 m. en nog moest men tusschen de sluis van Nieuwendamme en de Lekesluis, de tij afwachten, want bij laag water kon men er niet varen.
Het is hetgeen de tekst van het plan vermeldt, zooals men reeds gezien heeft. Hetzelfde wordt gezegd in een stuk van 12 Februari 1617, uitgegeven door Gilliodts van Severen in Coutumes du Franc, d. II, bl. 210: ‘...ende inde zelve herve te doen delvene een cleene cort rivierkin ende daer in te stellene een overdrach,... bi dat niet meer van noden wesen soude te lidene duer de voorseyde Leicsluus jofte duer de sluus van den Nieuwendamme noch daer enich ghetide te verbeidene omme te commene ter Nieupoort; ooc mede zoude elc voyage varende van Ypre te Brugghe, jofte van Sint Omaers te Brugghe, jof van eldre uten voorseyde Westlande ghecort ende verspoet wesen twee daghen, ende insghelycx also vele int weder keeren. Ende dat meer es de coopmanscepe zoude ghevoert zyn met min costen, al te vele zeikerer ende zonder enighe ducht van der zee.’
| |
| |
Men ziet dat er veel redenen waren om dit werk uit te voeren. Voor wat het verkorten van een enkele reis aangaat, wij weten dat twee dagen ver overdreven is; maar wie overdrijft niet om iets te bekomen dat hem voordeelig is?
Het octrooi om dit werk aan te vangen werd gegeven den 18 December 1416, door Jan, hertog van Bourgondië, en berustte in het verdwenen archief van Yper, volgens Diegerick's Inventaire Analytique, d. III, bl. 72. Eene duplicata van dit stuk berust nog in het rijksarchief van Brussel.
Maar welke bewijzen hebben wij dat ons plan gemaakt werd in 1416? Het beste bewijs is de tekst op het plan zelf, rechts, bij het te graven kanaal, waar, zooals wij gezien hebben, er duidelijk staat te lezen dat dit werk nog moet uitgevoerd worden.
Nochtans, er is nog eene opwerping; de tekst op het plan is het geschrift niet van 1416, maar wel van de XVIe eeuw! Laat ons nog eens Diegerick raadplegen; daar vinden wij d. IV, bl. 266, dat er in het archief van Yper een stuk berustte gedagteekend van 8 Juni 1497. Deze akte is een vidimus van deze van 1416, en, daar was een plan bijgevoegd van het uit te voeren werk. Ongetwijfeld, het plan dat nu te Brussel bewaard wordt, en hierbij afgebeeld, is eene kopij van dit van 1416, en dagteekent dus van 1497. Dit legt uit waarom het geschrift veel jonger is dan de datum toegeschreven aan het plan.
Eene andere opwerping is deze: Op het plan verbeeldt men de Langebrugge, rechtover de Noordpoorte. Welnu, er bestaat een charter in het archief van Nieupoort, van keizer Karel van 21 November 1530, toelating gevende aan Nieupoort om de brug over de haven in hout te bouwen in plaats van in steen, om reden der groote schade door Nieupoort geleden ten gevolge van het tempeest van 5 November 1530: ‘...par laquelle la principalle porte dicelle ville vers le nort a este abatue et deux ponts de bois emportez et rompus comme ont este diverses dicques et testes
| |
| |
de bois gisant sur ledit hable, avec aussi la principalle rue par laquelle on charrie et va de Neufport vers Bruges... Il ne leur est possible de faire ledit pont de pierres de gres, comme ils etoient tenus de faire’. Zooals men ziet, de tekst zegt niet dat er vroeger geen houten brug geweest was. Dus, wij mogen besluiten dat dit plan wel eene kopij is van dit van 1416, vervaardigd in 1497.
De bedoelde doorsnede van het plan, was in het jaar 1497, ten gevolge van oorlogen, geheel verslijkt, en de overdracht was in puin gevallen; volgens brief van aartshertog Philip aan de leden van den Raad van Vlaanderen, ten gevolge eener aanvraag van de magistraat van Yper, die de herstelling verlangde (Diegerick 1497). Geheel waarschijnlijk werd dit toegestaan, want op eene geteekende kaart van omtrent 1640 (Rijksarchief Brussel, nr 2441) ziet men de doorsnede klaar geteekend. Vermoedelijk werd dit vaardeken buiten gebruik gesteld na het rechttrekken van den Yser tusschen Nieupoort en 't fort Duivelshoorn, bij St. Jooris, rond 1643.
Sedert het opmaken van het plan van 1416 zijn er merkelijke veranderingen gedaan geweest, zoodanig dat al de sluizen nu te Nieupoort in de achterhaven liggen, met zessen in een halven cirkel samengebracht.
Het Lekesas, na zijne vernieling in 1665 door een tempeest, werd na eenige jaren hermaakt bijna op de plaats waar nu de sluis van Vladsloo en de Palingbrugge liggen. In het archief van Nieupoort is er een aanvraag tot het herbouwen van het Lekesas, geschreven op het einde der XVIIe eeuw, waarin men klaar laat zien dat de doorsnede van 1416, tusschen de Yser en het Lekeleet, te Nieuwendamme, niet meer bestond: ‘Remontrant très humblement les états de flandres que l'escluse de vladsloo près de Nieuport estant rompue en l'an 1665, il a esté nécessaire de mettre une levée ou damme au travers de la rivière, près de ladite ville, par laquelle a esté et est demeurée jusques à présent interrompue la communication du commerce par eau
| |
| |
des villes d'ypres, dixmude et Nieuport à Bruges, Ostende, Gand et autres, et e converso, au grand déservice de sa majesté et de la province’.
Door het verplaatsen van het sas, werd ook de Palingbrugge, die over het Lekeleet lag, meer naar het Zuiden geplaatst. Deze brug werd reeds in 1309 gemaakt, maar enkel als voet- en peerdebrug (Hist. Oudenbourg). In 1392 vinden wij vooreerst melding van den naam; ‘...in der Nieuport item de meetstove buter paeldingbrugghe, ende es buter veste’ (de Flou. Topon. Wdb.). Deze naam moet ons niet verwonderen, want de palingen waren dan in zulke groote hoeveelheid te vinden in al de waterloopen en vaarten, dat men in de XIIe en XIIIe eeuwen sommige visscherijen verpachtte onder den naam van palingvisscherijen, paeldingsetthen (Zie Gailliard, Glossaire s.v. Paeldingzete en Mnl. Wdb. van Verdam s.v.). In de keure van Nieupoort van 1163, is er eene belasting gesteld op de palingen: ‘de pensa anguillarum, quator denarios’: voor 180 pond palingen vier deniers te betalen; dit alles wijst op een overvloed van palingen.
Rond 1725 (geteekend plan, staatsarchief Brugge) werd er een nieuw Lekesas gemaakt, meer naar het Westen, rechtover de Oostendestraat; het werd genoemd het Provinciesas. Eindelijk in 1843 werd er een grootere sluis gemaakt in de achterhaven, nagenoeg op de plaats waar nu het sas van Plasschendaele ligt; men noemde deze sluis het Gravesas. Het werd geheel herbouwd en gemoderniseerd in 1876. Hetzelfde jaar werd er een nieuw vaardeken gegraven van Nieuwendamme tot aan Nieupoort, gelijkloopend met de vaart van Plasschendaele of Oude Lekeleet. De Palingbrugge werd dan meer naar het Oosten geplaatst, maar heeft toch nog altijd haar oude benaming bewaard, alhoewel zij nu over een ander vaardeken ligt, geheel kunstmatig gegraven.
De sluizen verbeeld op het plan moeten zeer oud zijn, aangezien Philip van den Elzas reeds spreekt van eene regelmatige scheepvaart tusschen Brugge (Scipdal) en
| |
| |
Dixmude, in 1166; de Lekesluis bestond dus reeds te Nieupoort; te Nieuwendamme moest er ook reeds eene sluis bestaan. Men spreekt van Nieuwendamme in 1167 (de Flou, Com. flam., 5, 352). Dikwijls gebruikte men het woord dam voor sluis; vermoedelijk beteekent de plaats genaamd in het stuk van 1167, novum dam, eene nieuwe sluis. Eerst in 1251, in een akte van Margareta, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, spreekt men van het plaatsen van deuren en sluizen in den Yser, maar niets bewijst dat het de eerste waren (archief van Yper, Diegerick, 1, bl. 68.) - Inderdaad, zonder sluizen te Nieuwendamme kon er geen regelmatige scheepvaart bestaan tusschen Nieupoort en Yper, aangezien het water van den Yser twee maal daags afliep met de getijen der zee, tot boven Dixmude.
Men ziet hoeveel belangrijke feiten er in betrekking staan met dit oud plan, dat maar verstaanbaar wordt door de studie der oude topographie. Onder cartographisch opzicht, is dit plan ook van het grootste belang, want wij zijn niet zeker of er voor onze streken nog dergelijke teekeningen bestaan die, onbetwistbaar, tot de XVe eeuw behooren.
Coxyde, 22 Oktober 1937.
K. Loppens.
| |
Bronnen.
J. Diegerick. Inventaire analytique ...des archives d'Ypres, d. I, bl. 6-68 - d. III, bl. 69-71-72-76-78-108 - d. IV, bl. 26b. |
Gilliodts van Severen. Coutumes du Franc, d. II, bl. 208-210. |
Rijksarcihef Brussel, no 588. Chartes de Flandre, Série I (vijf stukken). |
Stadsarchief Nieupoort, no 3124-4812. Charter van 1530, no 283. |
Register ende kort begryp van alle de waterloopen der wateringe van Vladsloo Ambacht. Uitgaat A. Ronse, Brugge, 1J37. |
Carton en Vandeputte. Chronica et Cartularium monasterii de Dunis, 1864, bl. 16 . |
Geteekende kaarten en plans. Staatsarchief Brugge en Brussel; id. Stadsarchief Nieupoort. |
Topograpische kaarten van Belgie op 20000e en op 10000e, Cartogr. Instituut Brussel. |
Topographische waarnemingen in de streek zijn volstrekt noodzakelijk. |
|
|