Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe verkeersmiddelen in de kuststreek in 1822-1826.OVER den Bargedienst Brugge-Nieuwpoort handelden wij reeds in een vroegere bijdrageGa naar voetnoot(1). Wij vonden in de archieven van Nieuwpoort meerdere bescheiden die deze kwestie nog nader toelichten en die terzelfder tijd wat licht werpen op de algemeene verkeersmiddelen in onze gewesten rond 1822-1826. Het bijzonderste stuk is een Rekwest uitgaande van den uitbater der barge Brugge-Nieuwpoort, | |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
Guillielmus Roose-Deridder, en gedagteekend van den 2 November 1823.Ga naar voetnoot(1) Toen de dienst op 1 Juni 1822 heringericht werd volgens de bepalingen van een nieuw Lastenboek (van 7 Mei 1822) had Roose deze bepalingen aanvaard in de meening dat hij op een normaal aantal reizigers zou mogen rekenen. Uit zijn vertoog vernemen wij dat de barge te Nieuwpoort gevoed werd door deze van Veurne. Deze twee diensten vormden een schakel in het internationaal verkeer tusschen Engeland en de Nederlanden. ‘Daar kwaemender tamelijke Engelsche reyzers over van D'ouveren langst Calais naar de Nederlanden, veele van hun gebruikten de Nieuwpoortsche bargie’. Reeds in 1823 kwam er verandering. Een nieuwe scheepvaartdienst - twee keeren te week - werd ingesteld tusschen Londen en Oostende. Deze dienst ‘trekt nu alle de passagiers naar zich bijzonderlijk om dat er dagelijks eene diligence in derthien uuren van ostende na brussel rijdt’. Roose maakt zijn beklag dat deze ‘twee onlangsche nieuwe Etablissementen’ hem grootelijks benadeeligen. ‘Waren zij den 1 Juny 1822 in wezen, hij zoud de Nieuwpoortsche bargie niet gepagt hebben’. Tusschen Brugge en Nieuwpoort, voegt hij er nog verder bij, wordt er weinig koophandel gedreven. ‘Het is ook kleyn het getal der passagiers die de bargie van Veurne levert, vermits de reyzers uit Engeland naar Vlaanderen nu meest al langst Ostende komen’. Hij wordt beroofd van behoorlijke ontvangsten ‘aangezien er maar weinig of geen goed te vervoeren is en dat er dikwels maar vier a vijf passagiers zijn’. Voor den dienst Brugge-Nieuwpoort waren er drie schepen beschikbaar, hoewel nochtans ‘er noeydt maar een te gelijk den dienst doet’. | |||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
Over deze drie schepen worden ons de volgende bijzonderheden verstrekt: 1. - de barge ‘L'August’ die vaart als er water genoeg is, en waarvoor een patentrecht betaald wordt van 53.24 Gulden. 2. - de barge ‘La Justine’ die maar gebruikt wordt ‘als de groote bargie uit d'ostendsche vaart niet kan sassen’. Patentrecht 45.41 1/2 Gulden. 3. - de kogge ‘La Manette,’ die de passagiers door de Nieuwpoortsche vaart om zoo te zeggen sleept als er maar zeer weinig water is’. Patentrecht 31.32 Gulden. Voor sassen en bruggen wordt er dagelijks 2.34 Gulden betaald. De dagelijksche onkost voor pacht, patent, sassen, bruggen, scheeps- en andere uitgaven komt tot de som van 21.27 Gulden. Vermits Roose die som niet of moeilijk kan opbrengen, vraagt hij de tusschenkomst der stad Nieuwpoort bij de Gedeputeerde Staten te Brugge om tegemoetkomingen te mogen verkrijgen. Hij verlangt: 1. - Een schadeloosstelling op zijn pacht, van 220 Gulden. 2. - Dat het patentrecht enkel op de groote barge zou te betalen vallen. 3. - Dat de ‘Nieuwpoortsche bargie zoo als voortijds het gebruik was, vrij van sas en brugge zou zijn.’ Art. 34 van het Lastenboek voorzag het geval dat de barge gedurende meer dan 15 dagen niet zou kunnen varen. Wat er in zulk geval gebeurde wordt niet gezegd. Maar in de dertien maanden van Augustus 1822 tot Augustus 1823 lag de barge 147 dagen stil bij gebrek aan water. Men telde:
Dat er maar weinig koopwaar te vervoeren was, | |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
schijnt - ten minste ten deele - te moeten toegeschreven worden aan de mededinging van het gerij. Zoo stellen wij vast dat de goederen die uit het Iepersche naar Brugge moesten, te Nieuwpoort uit de barge van Ieper overgeladen werden op wagensGa naar voetnoot(1). Wat de passagiers betreft, het overstappen te Dover, te Kales, te Duinkerke, te Veurne en te Nieuwpoort was ongetwijfeld een ongemak dat pleitte voor het bezigen der nieuwe lijn Londen-Oostende. Om daarin gedeeltelijk te voorzien stelde Demeurisse-Deriemaker, koopman te Duinkerke, in Juni 1824 voor, een ‘trekschuit’ tusschen Duinkerke en Nieuwpoort aan te leggen. Hij bezat daarvoor een geschikt vaartuig ‘het welk op een tusschen de Regering van Veurne en Duinkerke over een te komen uur her- en derwaards zal vertrekken ten einde reizigers aan te moedigen om door die weg zich naar de Nederlanden te begeven’Ga naar voetnoot(2). Dat men alle hoop niet opgaf ten minste een deel van het internationaal verkeer langs deze kanten te behouden, was toe te wijten aan de onzekerheden die den nieuwen dienst Londen-Oostende kenmerkten. De zeereis was tamelijk lang, voor menigeen veel te lang om er zelfs op te denken. Bovendien de schepen vaarden maar twee keeren te week, terwijl Dover-Kales dagelijks doorging. Dan nog was de dienst al te veel aan vertraging blootgesteld om wille van het onvaste weder. Die omstandigheden en ook het aanleggen van den steenweg Oostende-Nieuwpoort (aangevangen in 1824) gaven aanleiding tot het ontwerpen van nieuwe ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
voerdiensten die het verkeer langs Kales-Nieuwpoort meenden ten nutte te komen. ‘Het vertrekken des stoomboots van Ostende op Londen niet dagelijks en voor al ook in den winter niet regelmatig plaats hebbende, veroorzaakt zulks dikwels dat de rysigers naar Engeland oversteekende genootzaakt zijn te Ostende te verblijven, of op den stoomboot te wachten, of endelijk, wanneer zij haast hebben, met groote onkosten bijzondere rijtuigen te huuren ten einde zich naar Calais te begeven’, zoo schreven Doussaint et Compie uit Gent den 27 September 1824Ga naar voetnoot(1). Doussaint vraagt diensvolgens oorlof om een dienst van Postwagens te mogen inrichten tusschen Oostende en Duinkerke langs de bestaande baan Oostende-Gistel-Veurne, doch zoohaast de baan Oostende-Nieuwpoort klaar komt, langs deze laatste. Naar gelang de omstandighed en en het gemak der reizigers zou de Postwagen elken dag of elken overanderen dag rijden, met drie ofwel met vier peerden bespannen worden, en te Veurne vernachten ofwel recht doorrijden naar Duinkerke. De volgende tarieven werden voorgesteld:
Doussaint herhaalt tevens zijn verzoek om ‘ter bespoediging van der selve overtocht van Brugge naar Ostende, de nieuwe aangelegde straatweg tusschen deze beide steden te mogen berijden’. De Stedelijke Overheden van Oostende en Nieuwpoort steunden de vraag van Doussaint. Oostende zag er voordeel in omdat de reizigers die anders de baan Kales-Rijsel-Brussel bezigen, aldus eerder op Oostende zouden komenGa naar voetnoot(2) | |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
Middelerwijl ook hadden Oostende en Nieuwpoort reeds een andere aanvraag gesteund uitgaande van Antonius De Clerck, voerman te Oostende, die den 10 Augustus 1824 voorstelde een ‘Diligentie voor Reyzers en goederen van Oostende op Nieuwpoort en vice-versa’ te laten rijden van zoohaast de nieuwe steenweg tusschen deze twee steden zou opgemaakt en mogen bereden zijnGa naar voetnoot(1). Die Postwagen zou s morgens uit Oostende vertrekken bij het aankomen der barge van Brugge. Men zou bij tijds te Nieuwpoort aankomen om aldaar nog de barge te kunnen nemen voor Veurne. De terugreis naar Oostende zou zoodanig geregeld zijn, dat men te Oostende nog denzelfden dag zou kunnen vertrekken met de barge naar Brugge. Achttien maanden later (Februari 1826) haperde er nog iets met den nieuwen steenweg ofwel het vak Nieuwpoort-Veurne was nog niet voltooid. In elk geval ging de postweg Oostende-Veurne nog steeds langs Ghistel. Doch de rechtstreeksche verbinding Oostende-Nieuwpoort-Veurne stond op het punt voltooid te worden en het oprichten van een Paarden-Postmeesterschap te Nieuwpoort kwam diensvolgens te berde. De Paarden-Postmeester van Veurne, Johannes-Baptiste Adam, vreesde dat zulks hem groot nadeel zou doen ‘vermits den weg langst Ghistel - nu den post weg van Veurne op Ostende - alsdan zekerlijk (d.i. bij het voltooien der nieuwe baan Oostende-Nieuwpoort-Veurne) niet meer zou beloopen worden, en gevolgentlijk de afgelegentheyd van Veurne op Nieuport te kleen zoude zijn na evenredigheyd van de passagie die er alhier valt’Ga naar voetnoot(2). Om die reden richtte hij zich tot den Koning om in het ambt van Paarden-Postmeester te Nieuwpoort te mogen aangesteld worden, verzoek waarin de Stad Nieuwpoort hem steunde. René Dumon. |
|