Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
Antwoorde: ‘Twee spierluiten en 'k hebbe z' aan Mijnheer Hector gegeven’ - ‘Twee spierluiten, Mijnheer den docteur, wa' zijn dadde’? - ‘Ken je da niet? Dat is den helft beeste en den helft veugel?’. - ‘Hoe is dat dan?’ - ‘Gi dom konijn. Versta je da niet? Dat is den helft haar en den helft pluimen. 't Is g'heel raar da' je alzoo iets schiet’. Toen de docteur andere jagers ziet thuiskomen zonder buit in de tesche, zegt hij altijd: ‘Z' en hên nie anders kunnen schieten of spierluiten en roksneppen’. Dat beteekent zoovele als: de jacht is afgeloopen op 'n wallebakkerije. De spierluit is, bij den jager van den Leihoek, een ingebeelde watervogel. 'k Vroeg aan een jager van Knokke of hij den spierluit niet en kent. Hij zei mij van ja. 't Is den spuurluut, maar elders zeggen ze wulpe, en in 't Fransch courlis. Hij heeft gezocht in zijn ‘Dr. I. Jonstons Beschrijving van de natuur der vogelen neffens haar beeltenissen in koper gesneden’, uit het latijn vertaald door M. Grausius, Docter in de Medecijnen tot Amsterdam, (I.I. Schipper, 1660) maar heeft noch wulpe noch spierluit gevonden. Is de vogel nader bekend aan de kust? G.P.B. - Volgens De Bo is Spierluit de naam van den Wielewaal of Goud vogel, ook Popeliereloe, Wrongeldewei of Weduwaal geheeten, fr. loriot. Ook nog (en elders?) een andere vogel die fr. courlis heet. Vercoullie (Alg. Wdb.) geeft Spierluit nevens fr. loriot. B. | |
Stap- en loopliederenGedurende de koude winterdagen rond de speelplaats. I Jesetje schudt zijn beddetjen uit
al de pluimtjes vallen d'er uit
Ginter verre
aan de blauwe sterre,
Waar dat Jesetje geboren is.
Wien gaat er leeren
Onze Lieven Heere.
Wien gaat er trouwen
Onze Lieve Vrouwe.
Wien gaat er messe doen
Pietje met zijn lange werkeschoen.
| |
[pagina 287]
| |
II In de bazar, in de bazar,
puppen zonder ziele, )
In de bazar, in de bazar ) Bis
puppen zonder ziele voor een kartjefrank.
III Een, twee, drie, mijn voetjes h' ên zoo koud De stove wil niet branden en 'k en h' ên geen hout! IV Een, we gaan om mussels
twee, we gaan om gernaars
drié, we zijn d'er al.
V Een, mijn beentjen is gebroken
twee, mijn beentj' is al vermaakt
drie, 'k ben zoo blië
viere, de boter is zoo diere
vuve, de pot met druven
zesse, de pot met tooveressen
zevene, de pot met levere
achte, me gaan de koe gaan wachten
negene, me gaan ons vader tegene
tiene, me gaan gaan dienen
alve, me gaan gaan dalven
twolve, me gaan gaan dolven
dertiene, me zijn d'er al.
VI Alhier is de statie, mijn heere
al met zijn lange, lange pitaleer
al met zijn strooien hoedje aan
En Marietjen aan zijn hand
En alzoo gaat hij mee naar de markt.
VII Soepe, soepe, soepe
al de mannen van den troep
dragen een pitaleere
Al de mannen van den troep
dragen een witten broek
Soepe, soepe, soepe )
Met een salder in ) bis
VIII Hij is van de brugge in 't watere gevallen
Falderalderire. falderalderire
| |
[pagina 288]
| |
Hij is van de brugge in 't watere gevallen
Faldera, dera, sassa.
- En wien gaat er hem uit gaan halen
Falderalderire... enz.
- Jantje met zijn perel op zijn ooge
Falderalderire... enz.
IX En de koning van Oranje
En hij heeft een zwarte ziel
En hij loopt met zwarte mannekens
als hij zijn positie deed
en wij reizen naar de Kongo)
De Kongo, de Kongo ) Bis
Ju vos, ju vos )
Marineke, Marineke ) Bis
Ju vos,
En we reizen op een os )
met een ezel, met een ezel ) Bis
zonder kop.
X Tire, lire, bulte
Waar zit Marie
Marie zit in de kalder
En de bulte zit er bie
En als de bulte een sch...te laat
Den orgel van Sint Anna draait.
De volgorde van de stapliedjes verandert volgens het goeddunken van de oudste kinderen. Afgeluisterd te Brugge. Magda Cafmeyer. | |
't Beertje.- Bericht aan de liefhebbers dat 't Beertje uitgekropen is, ‘volkskundige almanak’ voor 't jaar 1938. 't Ziet er gezond uit: Brugsch en echt Brugsch voor een begin, om ‘voor geheel Westvlaanderen’ te worden met den tijd, en den zak van 't achtergebleven Manneke uit de Mane weer op te pakken? Beertje, welgekomen, jongen! B. |
|