Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 96]
| |
(Bijblad Biekorf 1937, tk. 4). Over den Bargedienst Brugge-Nieuwpoort schreef R. Dumon alhier, 1936, bl. 251.
| |
[pagina 97]
| |
Duc nos...Verheven doel!... dat
schittert in den hemel!...
God, 't is God, en al 't geluk dat
ons die God zal junnen!...
Hoogste doel, en toch bereikbaar
bij de macht, de
liefdevolle werkende macht, van
God zijn hulpe!...
........
Opperherder, gij, ge richt ons,
wijst dat doel ons,
en bij 't leiden van uw hand, bij
't wakend wekkeren van uw stemme, zoo
komt de mensch,
verkoren en gewaarmerkt, zoo
komt de mensch,
van duisterling op aarde, aan
't glanzend doel, aan 't laatste doel
Quo tendimus...Ga naar voetnoot(1)
in Caritate christi!Ga naar voetnoot(2).
| |
Gij, nen afgod...Gij, nen afgod voor u zelven,
non est alius prater me!Ga naar voetnoot(3)
gij, die wilt aanbeden worden,
en den strijd met God durft aangaan!
Quis noster Dominus est!Ga naar voetnoot(4). -
Mensch, mensch, wie gaf den luister
van uwen geest?
| |
[pagina 98]
| |
wie, wie heeft 't gebindte getimmerd
van uw lijf? uw
ooren geplantGa naar voetnoot(1)? en
't leven gesteken in 't zien van uw oogen?
o wat zijt ge?...
wacht, mensch, totdat den tijd 't be-
goochelen wegzuigt van de wereld,
waar geen goudschat u verbergt, geen
wapen u beveiligt!...
Weet, mensch,
dat de Dood in 't leven zit, en
dat die Dood, ons leermeesteresse,
't nietigzijn u kennen doet van
al dat wankelt en verdwijnt!...
Wacht, totdat ze
dieveling weg, heur vlerke strijkt op
uw gelaat, en
't glimmeren van de waarheid boort in
't donkeren van uw zonne!
wacht, wacht, totdat die Dood eens
d'alderlaatste mate neemt van
uw gestalte!...
Dwaze mensch, die in uw dwaaszijn
Christus' wet verdelgen gingt,
waar die wet onwrikbaar vast blijft,
goddelijk vast, en
onverdelgbaar!
Irridêbit,Ga naar voetnoot(2)
uitlachen zal Hij u,
Hij die woont en troont in den hemel!...
........
Dwaze mensch, die buiten God ook,
vrij moest zijn, en
in dat vrij de banden vondt, waar-
in ge zuchtet!
schamele mensch toch!
| |
[pagina 99]
| |
Koud en stijf.Koud en stijf, zoo staat mijn hoofd soms
hard lijk steen!
zonnegelach 'n heeft er geen grepe op,
water en wind,
vogels en blommen,
kinderspel of menschengedoe,
alles alles
maakt mij moe!...
Koud en stijf zoo blijft mijn hoofd, en
hard lijk steen!...
........
Dààr!... èn tikske slaat er èn sperke uit,
onvoorzien en onverbeid!...
'k laat ze, die sperke,
'k laat ze rusten
op den tondelGa naar voetnoot(1) van de gedachten!
veunzen doet ze,
branden medeen,
die sperke gevlogen uit wandelend steen!
Kortrijk A. Mervillie. |
|