Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Brugsche folklore.
| |
[pagina 94]
| |
Velen bewonderden de verzameling gekleede wassen O.L. Vrouwbeelden gesloten in een glazen kastje, die vroeger in sommige Brugsche kloosters vervaardigd werden, o.m. bij de Arme Claren. Een hoekje was voorbehouden aan de oude schuttersgilden; het was vooral de oude St. Jorisgilde die er haar vaandels, medaljes, gildeteekens, uniformen, bogen, en kanons ten toon stelde. In een kast lag een verzameling patacons, nevens houten vormen om St. Niklaaskoeken te bakken en een koperen hoorn, waarmede men te Brugge hee(te)hrood tuitte op Nieuwjaar en enkele andere dagen. De hoorn van heetebrood bracht me de roggen maftjes met krenten in 't geheugen, die bakker Boekhout uit de Wapenmakersstraat rond 1910 in den handel bracht; hij stuurde er zijn drie zonen mede rond, die iederen dag van de week in een ander kwartier van de stad met hunne mand en hun koperen hoorntje de maftjes gingen verkoopen, waar ze vooral door de kinders gegeerd waren. Het oude drukwerk was goed vertegenwoordigd: doodbrieven, sanctjes (waaronder prachtige op perkament), oude gebeden, volkskundige prenten, oude liedjes, blauwe volksboeken, en veel koperen platen waarmede vroeger dit drukwerk vervaardigd werd. Een verzameling oude speelkaarten, te Nieuwpoort gedrukt, bevatte kaarten voor Keuningsvlaanderen en voor Keizersvlaanderen, de eene met de zon van Pietje quatorze, de andere met het wapen van Spanje. Onder de talrijke bedevaartvaantjes, was er maar één van Westvlaanderen, nl. van Ste Godelieve te GistelGa naar voetnoot(1). We zagen ook boeken en gazetten over de oude Brugsche reuzen en den Brugschen uitvinder der vliegkunst, Centen De Groof (Rotterdam 1831 - Londen 1874)Ga naar voetnoot(2). Vergeten we ook niet de volkskundige werken: Rond | |
[pagina 95]
| |
den Heerd en de Volkskundige Boekenschouw door eerw. heer Dr Lodewijk De Wolf zaliger bij Biekorf uitgegeven. Het hing er vol oude prenten: kantwerksters, binnenzichten van godshuizen, de stadsuitklinker ‘den Timmeren’, de tamboer-majoor van de Garde civiek, Pietje Brilleman, den ouden paardentram die van den Bassin naar de statie reed, en ook de prondelmarkt die aan 't vergaan is, omdat de menschen nu nieuwen brol koopen in groote winkels. Er was een kast met oude pijpen, snuifdoozen, brillen, messen, ketens, knoopen, en andere kleinigheden uit het dagelijksch leven van onze grootouders. Ik zag er voor het eerst de brandtrompe van den halletoren, waarvan mijn moeder zaliger soms vertelde. Ze woonde onder den toren in de Breidelstraat, en als de waker op de halle brand ontwaarde, luidde hij het brandklokje en riep door zijn tromp waar het brandde; 's nachts vooral was dit vervaarlijk, en iedereen spoedde zich naar de plaats van de ramp. De telefoon heeft daar een einde aangesteld; de brandtrompe verhuisde naar het museum en het brandklokje, naar ik vroeger hoorde, naar de St. Jozefskapel in de Langestraat (Bilkske). Vermelden we nog een oud kegelspel, een kijkkast, het geschilderd ‘plakkaat’ waarmede een liedjeszanger, vóór den oorlog, op de markt stond, een ‘serpent’Ga naar voetnoot(1), loterijtrommels, alle soorten van oude lampen (de vetlampjes en de blikken carburelampen van onder den oorlog waren er niet te zien!), een ouderwetsch rijwiel, een Brugsche slede, een merkwaardige reeksoude wandelstokken, twee degenstokken, oude regenen zonneschermen, marionnetten en oude beelden die als uithangborden dienst deden: een bakker, een winkelende vrouw en vooral ‘den huuzaar’. Deze laatste is welbekend van de oude Bruggelingen: eerst stond hij boven een winkeldeur bij den Bassin, | |
[pagina 96]
| |
later verhuisde hij tot dicht bij den Theater, daarna naar de Vlamingstraat en vervolgens naar de Cordoeaniersstraat, om eindelijk ongeschonden in het Gruuthuzemuseum aan te landen. Een andere oude welbekende Bruggeling was er ook aanwezig, namelijk Jantje van Pardoens, die reeds lange lange jaren van uit zijn zoldervenstertje de brave menschen gadeslaat die over de Katelijnevest naar de Katelijnepoort trekken. Alwie er geweest is, en die van ‘oekd’ Brugge houdt, heeft er zijn hartje opgehaald. Laat ons hopen dat al die oude herinneringen niet zullen voorgoed uiteengerukt worden na de tentoonstelling, maar weldra zullen prijken met nog andere verzamelingen, ook van den buiten, in ons langverwacht Museum van folklore. Jos. De Smet.
- Al wie wil medewerken aan dit Museum, door het schenken van oud volkskundig gerief of door lid te worden van den Bond van Westvlaamsche Folkloristen (jaarl. bijdrage: 20 fr.), wende zich tot den griffier van den bond. Verbrand Nieuwland, 4, te Brugge. |
|