Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Het weerklinkt soms nog bij een ouden thuiswever, maar ik kon niet achterhalen welke de andere strofen zijn mogen. Kent een lezer van Biekorf andere strofen van dit eigenaardig lied, of andere we versliederen die nog door sommige thuiswevers gezongen worden? Het lied staat in de maat van twee tijden. De lade wordt toegetrokken bij 't zingen van 't eerste woord - den sterken tijd - en de lade wordt naar den rietkam gestooten op den zwakken tijd. Ik herinner mij dat het lied steeds werd gezongen ‘con furore’ wanneer de thuiswever begon te hongeren, te dorsten of moe te worden. Het moest soms dienen tot laatste zweepslag bij 't bereiken van 't vooropgestelde duim - peil. | |
Uithangborden. -In 1930 werd in de gemeente Poucke (waar Henri Van Doorne woonde, de leerling van Gezelle), een uithangbord gevonden uit de 17de eeuw. Het luidt: ‘Willecomme altemaele in desen taveiren
die fraey drinken ende wel betaelen wilt
lustigh smeiren ende sitten op den bierbanck.
ick blaese den in en den uytganck’.
De hoornblazer - een koperfiguur dat met ijzeren pinnen onderaan het opschrift gevestigd was - is verdwenen. Dit merkwaardig stuk is thans in het Museum van Deinze ondergebracht. Naar ik hoorde waren ook elders zulke uithangborden, met nagenoeg denzelfden tekst, bekend. Kent iemand een oud uithangbord uit West-Vlaanderen, dat een gelijkaardig opschrift draagt? Het zou er op wijzen dat deze uitsteekborden in de 17de eeuw tot eene ‘mode’ behoorden. G.P. Baert. | |
Koppagie. - Laveeren.Dit woord beteekent inderdaad: scheepsbemanning; hierboven bl. 56. Let er op dat het w. hoegenaamd niet afstamt van kop (b.v. bemanning van zes ‘koppen’!) Langs de kust hooren we nog zeggen: kappagie, koeppagie, kippagie. Zooals koppagie, zijn dat ontaarde vormen van 't fr. équipage. Andersom staat het met het w. laveeren. Laveeren beduidt: bij tegenwind zigzagswijze opzeilen, op- ‘loeven’ beurtelings over den eenen en den anderen boeg. In den ouden tijd heette dat: loveren, loeveren; dit is een frequentatief dat beteekent: ‘herhaaldelijk van loefzijde ver- | |
[pagina 87]
| |
anderen’. Laveeren komt van loeveren, en niet - zooals nogal wordt aanveerd - van 't fr. louvoyer. Waarheid is dat 't fr. louvoyer eveneens van loeveren - doch bij overname - voortkomt. De loefkant van 't zeilschip is de zijde langswaar de wind binnenkomt. De andere zijde heet lij- of liekant. E.d.S. | |
Peerdemande. Asschemande. Kansel. - Vgl. hierboven bl. 54.- In Veurne-Ambacht en het Poperingsche kent men: 1. de twee oorige mand, geheeten twee-oore-mande en asschemande: waarschijnlijk de mand vroeger gebruikt om de assche te verzamelen, die gehaald werd uit de vroegere open houtvuurtjes (deze waren, vóór den oorlog, nog op veel plaatsen in gebruik). Te Merkem en omstreken zal men meer spreken van een dragmande (dragen). 2. de één-oorige mand, geheeten kansel: alleszins in het Poperingsche en Veurnsche. Te Koekelare zullen ze spreken van een erpelmande (aardappelmand). Zie den uitleg van Dr. Vermeersch op potiemande, hierboven bl. 54. - W.V. - De asschenmande (Veurne - Nieuwpoort - Diksmuide) is een groote mande met twee ooren en van ongepelde wissen; lijk elders die peerdemande. Mijn vriend Mr. V.H. meent dat de naam voortkomt van de mand gebruikt als maat om asch te meten, vooral houtasch gebruikt als meststof. Hij zei me dat ze bij hem thuis (Diksmuide) nog een tijd handel gedreven hebben in houtasch, en dat ze zulk een mand als maat daartoe gebruikten. De andere mande, kanselmande, is ook uit ongepelde wissen gemaakt. - C.D. - Te Nieuwpoort kennen we ook die twee soorten manden: De mande met de boogde oore is hier de eenooremande, of te boere de beutermande (deze is echter uit witte, gepelde wissen gemaakt). De andere groote mande met twee ooren heet hier de bagge of korf; zij is uit rauwe groene wissen gevlochten. Dezelfde mande uit witte wissen heet de waschmande, waarmede men de waschte naar het bleekplein draagt. - J.F. - In de Leiestreke gaat de zegswijze ‘Er gaan veel zeggen in nen zak’ hetgeen door den toe gesprokene steeds beaamd wordt met: ‘En nog meer in 'n peerdemande zonder bom (bodem)’. Dit beteekent zooveel als: ‘Praten zijn geen oorden’. G.P.B. | |
Kutsen en Ketsen. - Zie hierboven bl. 55.- Kutsen wordt hier te Nieupoort enkel gezegd voor ‘boter en eiers opkoopen’. De kutser is de koopman, de kutsege zijn vrouw. C.D. | |
[pagina 88]
| |
- Ketsen in de vaartstreken is 't gewone woord om het trekken met een peerd van een vaartschuit (binnelander) te beteekenen. De ‘ketser’ hield een of twee peerden, en deed bijna niets anders dan binnenschepen ketsen d.i. van de eene naar de andere plaats trekken. Ik heb te Nieupoort twee ketsers gekend die niets anders deden. Het touw dat van het schip aan den zwinkel der peerden gebonden was, heette de ketslijne. En de trakelweg langs de vaart was de ketsweg. In de jaren 1900-1910 betaalde men voor 't ketsen van een binnelander van Nieupoort naar Veurne en terug, zes frank per peerd. De ‘scheepkens’ die in dien tijd nog volk vervoerden van Nieupoort naar de processie van Veurne, werden met twee koppels peerden geketst die elk de helft van den weg deden. J. Filliaert. | |
Van vruchten droomen... -'k Vertelde (nu te wintertijde) dat ik gedroomd had van een boomgaard vol appels en peren. Mijn vrouw zei daarop een spreuk die zij zelf nog gehoord had: Vruchten vóór tijd is een trouwe of een lijk. P. Brugge. | |
Soorten chicoreien. -Wat zijn uitkijkers, sprietelingen, opschieters? 'k Heb dat nog gehoord in 't Roeselaarsche, maar ik kan geen juiste beteekenis ervan vinden. J.G.
Schuurpit zeggen ze te Oostende voor ndl. Spuidok, fr. bassin de chasse. |
|