Gezelliana.
Ten jare (1884?) wierd Meester Gezelle geridderd. - Eeremaaltijd in Karel de Goede te Brugge. Op 't verhoog monkelde Guido, nederig, klibber en welgezind van tusschen zijn eetmaten. -
Aanspraken bij de voere!... -
Nen dichter, uit Oostvlaanderen, galmde zijn lofrede uit, machtig en plechtig:
‘Waar is de teid (tijd), dat we, van bij zijn opkomen, en vol bewondering, den Meester begroeten mochten!’ enz... enz... (applaudissementi ten-allen-kanti)! -
'k Zat wat verder in de zale, en 'k zei aan mijnen gebuur: Waar is de teid, dat die zelfde man naar Ivo Carijn dit vierlingske zond:
d' Auctor van de Kerkhofbloemen,
't zij leeraar of student,
Ivo, mag men ezel noemen,
die noch taal noch mate kent!
Ivo Carijn was van Vijnckt, en goed bevriend met J.B. Lecocq, die ook van Vijnckt was; - 't is uit den mond van Dtor Lecocq te Staden dat ik in 't jaar 1881, die uitboezeminge vernomen en opgeteekend heb. - Had spreker eenvoudig-weg bekend, dat hij, lijk veel anderen, en bij vooroordeel, Guido Gezelle bij zijn opkomen naar weerde niet 'n schatte, maar wel naderhand,... 'k had dat liever gehoord.
Lang geleden?... Waar is de teid!...
Kortrijk.
A. Mervillie.