Biekorf. Jaargang 43

[p. 22]

Uit den beloken tijd.

I.
De Aanhouding van den Pastor van Eessen, 14 Mei 1798.

Liberté	Egalité.
République	Française

N^o 75.	Dixmude, le 25 floréal an 6^e de la République Française
F^o 114.	Le Commissaire du Directoire exécutif près l'Administration Municipale du Canton de Dixmude, Au Commissaire du Directoire Exécutif près le Département de la Lys.

Citoyen Commissaire!

Je m'empresse de vous faire part d'une capture que j'ai faitte le 21 de ce mois.

Revenant d'estimer des biens nationnaux, je vis de loin sur la route conduisant d'Eessene à Clercken (arrondissement et canton de Dixmude) un individu qui me parut être prêtre et suspect; je l'approchai et lui demandai l'exhibition de son passeport; il me declara qu'il n'en avoit point: alors mes soupçons augmentants, j'exigeai qu'il me montra les papiers qu'il pouvoit avoir sur lui: pressée, il fit quelques difficultés, allors j'apperçus que sous son habit il portoit une Elole sur lui et qu'il en étoit décoré.

1^o Une petite boëte d'argent surmontée d'une petite croix et contenante plusieurs morceaux de pain sans levain appellés par les prêtres osties.

2^o Une petite boëte de fer blanc contenante une drogue également appellée par les prêtres sainte huile.

Ces deux boëtes étoient enveloppées avec beaucoup de soin dans deux petits chiffons.

3^o Un vieux livre intitulé Manuale Pastorum etc^a

4^o Une petite brochure, intitulée Directorium pro Anno Domini, etc^a

5^o Une lettre en latin commençant par ces mots: Premissa summa et finissant par ceux ci: Ex animo affectuosissimo, dattée seulement 18 anni 1798. Il paroit par cette lettre que le prévenu

[p. 23]

entretenoit correspondance relativement aux fonctions de son ministère: il y est question qu'il peut en sureté administrer les saints sacrements... qu'on? délibérée sur les prêtres... etc^a etc^a.

Je me suis emparé de tout, et ai contraint le prévenu de me déclarer oú il alloit. Il m'a avoué qu'il alloit administrer les saints sacrements à un malade et m'a conduit lui meme au domicile de ce malade que j'ai effectivement trouvé dans son lit et qui m'a fait l'aveu qu'il attendoit monsieur le curé...

(De commissaris leidde zijn gevangene naar het stadhuis van Diksmuide, waar het vredegerecht zetelde, en schrijft verder:) ‘Voici un des plus grands fauteurs du fanatisme pris en flagrant délit.’ Hij vraagt een voorbeeldige straf om de andere priesters af te schrikken. En sluit zijn brief als volgt:

Le prévenu s'appelle Ryckewaert, et étoit curé de la commune d'Eessene. Ses ouailles sont désolées et remuent ciel et terre pour arracher des mains de la justice leur saint porteur.

Salut et fraternité.

P.J. De Wilde⁽¹⁾.

Volgens den ‘Tableau des prêtres du canton de Dixmude qui n'ont pas prêté le serment de haine à la royauté et à l'anarchie et d'attachement à la République et à la Constitution de l'an 3 en exécution de la loi du 19 fructidor, an 5’ was de pastor van Eessen: Ryckewaert Augustin, 58 jaar oud. Omdat hij toch zijn priesterambt voorts uitgeoefend had zonder den eed te doen, werd hij ten gevolge van het hierboven afgedrukt procesverbaal, door de rechtbank van Ieper veroordeeld tot ‘250 francs d'amande et 4 décadis de détention.’⁽²⁾

Na zijn invrijheidstelling, schijnt hij voorzichtiger te werk gegaan, want toen enkele maanden later, de onbeëedigde priesters overal opgezocht werden om verbannen te worden, werd hij niet meer aangehouden⁽³⁾.

Hij overleed als pastor van Elverdinge, den 16^en December 1813.

(1) Staatsarchief te Brugge. Modern Archief, 2^e reeks, pak n^r 8165¹.

(2) Aldaar, 1^e reeks, pak n^r 484.

(3) Hij staat niet vermeld bij J.B. Van Bavegem. Het Martelaarsboek. Gent, 1875. Niet te verwarren met Philippus Ryckewaert, pastor van Lampernisse, die naar Oléron verbannen werd.

[p. 24]

II
Een Vastenbrief van 1799.

In een brief van denzelfden ijverigen commissaris De Wilde gericht aan zijn collega van het middenbestuur te Brugge den 2 ventôse VII (20 Febr. 1799) lezen we: ‘Cy jointe une publication fanatique trouvée affichée dans l'Eglise séquestrée de Vladsloo’⁽¹⁾. Het bewijsstuk is aan den brief gehecht: een gedrukt blad dat noch handteekening noch drukkersnaam draagt, en oorspronkelijk 280 bij 182 mm. mat. Het opschrift luidt: ‘Verzagting der Verbintenisse van den Veertigdagschen Vasten voor het jaer 1799 in het Bisdom van Brugge’. Op de acht artikels waarin de verzachtingen betreffende de onthouding omschreven worden, volgt een negende en laatste artikel over den Paaschplicht:

‘IX. Den tyd om te voldoen aen het gebod der Paeschcommunie zal beginnen van den Zondag Septuagesima tot den Feestdag van de Alderheyligste Dryvuldigheyd inclus’.

In 1799 viel Paschen op 24 Maart en, tengevolge van den beloken tijd, hadden de geloovigen zestien weken tijd om hun paaschplicht te vervullen: van 20 Januari tot 19 Mei. Dàt is voorzeker wel de langste ‘Paaschtijd’ die wij ooit in onze streken gekend hebben⁽²⁾.

Wie had dien vastenbrief aan de kerk van Vladsloo durven uithangen? De dader was onbekend, maar De Wilde had vermoedens op den onbeëedigden pastor van Vladsloo, C.F. Donche. Volgens den even vermelden Tableau was Donche zeer slecht aangeschreven: ‘Donche est tout à la fois fauteur du royalisme et du fanatisme; son existence dans la campagne ne peut tendre qu'à empêcher la propa-

(1) Modern Archief, 2^e reeks, pak n^r 8165¹.

(2) In 't vorig jaar 1798 hadden de geloovigen van het bisdom Gent tijd gekregen den eersten Zondag van den Vasten tot aan Sinksen. Synodicon Belgicum IV, bl. 599.

[p. 25]

gation des lumières et nuire à la confiance des habitants dans les principes du gouvernement. Chez lui se rassemble souvent un grand nombre de prêtres réfractaires aux lois’.

Pastor Donche, een Bruggeling van geboorte, kon nooit aangehouden worden⁽¹⁾.

J.D.S.

(1) C.F. Douche, geb. 1769, was een onvermoeid en stoutmoedig missionaris in den Beloken Tijd. Later was hij te Gent een geduchte verdediger van den wettigen bisschop, en poogde de verbannen Seminaristen in Wesel te bereiken. Hij overleed te Leuven in 1857 als lid der Sociëteit van Jezus. Claeys-Boúúaert. Le Diocèse et le Séminaire de Gand, bl. 204 (Gent 1913).