Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet dorp Cnoc bij Nieupoort.LAAT ons eerst en vooral de schrijvers aanhalen die spreken over een verdwenen dorp dat bij Nieupoort gelegen was. De Bast, in 1808: ‘Marguerite Comtesse de Flandre, accorda en 1248 à l'endroit appelé Cuot près de Nieuport, les loix, libertés et échevinage dont jouissait la commune de Nieuport (Inventaire des Manuscrits du château de Rupelmonde, fol. 235 verso.)’ Warnkoenig, in 1836: ‘1247 Une loi pour le village d'Oroc, près de Nieuport, aux archives de cette ville, citée par de St Genois, Monuments anciens, p. 570.’ De vertaler voegt erbij in eene nota, hetgeen De Bast aanhaalt, met het opschrift in Oudfransch, volgens het archief van het kasteel van Rupelmonde: ‘Lettres en françois soubs le scel de Marg. comtesse de Flandre par lesquelles elle veult que ceux qui demeurent au lieu appelé Cuot, contre Nuesport vers l'Orient, aient telz libertez loix et eschevinages comme ceux du dit Nuesport. Donné l'an mil CCXLVIII.’ Gilliodts van Severen, in 1902, geeft den latijnschen tekst, volgens het stuk berustende in het archief van de Rekenkamer te Rijsel. Daarin is de ligging van het dorp nogeens klaar beschreven: ‘...in loco qui dicitur Oroc contra Novum Portum versus Orientem...’ de Flou in zijn woordenboek der Toponymie, geeft nog een anderen vorm aan voor de naam van het dorp: ‘à Oroo près Nieuport à l'orient, 1249 Inv. arch. Nord a B. 1373.’ E. Croissant spreekt van Orot, in een | |
[pagina 10]
| |
artikel van La Flandre; hij haalt geen bronnen aan. De Flou veronderstelt dat er mislezing geweest is, en dat er hier waarschijnlijk sprake is van het dorp Cnoc. Wij dachten dus, dat er ons niets anders overbleef dan de oorkon de zelf na te zien, om te weten welke de echte naam van dit zonderling dorp mocht zijn. Aangezien Warnkoenig zegt dat er een stuk berust in het archief van Nieupoort, schreven wij naar den he er archivaris Van Werveke, die dan bezig was met het archief van Nieupoort te rangschikken. De heer Van Werveke moest ons ongelukkiglijk antwoorden dat dit stuk uit deze archieven verdwenen is. Hij was nochtans zoo goed het eenige overgebleven stuk uit Rijsel voor ons na te zien, en ziehier wat hij ons schreef den 29 Mei laatstleden: ‘...de akte draagt onbetwistbaar Cnoc; al wat vroeger geschreven is geweest, is niet anders dan slechte lezing. Er staat Cnoc, en niets anders!... Daarbij is Cnoc de eenige paleografische juiste lezing.’ Voor wat de naam van het dorp aangaat, daarover is er dus geen twijfel meer. Nu, waar lag dit dorp Cnoc? De teksten, zoowel de fransche als de latijnsche, zijn bijzonder klaar: bij Nieupoort, langs den Oostkant. Indien wij nu de beteekenis nagaan van het woord Cnoc, vinden wij, volgens de beste taalkundigen, en ook volgens een nog bestaande Westvlaamsch woord, dat Cnoc beteekent: eene verhevenheid, natuurlijk of op kunstmatige wijze voortgebracht. Welnu, vroeger liep er een duineketen, dat van het Westen kwam, onder de stad Nieupoort door, dat zich uitstrekte langs den Oostkant tot bij Sint-Jooris. De aardkundige opzoekingen toonen ons dit duidelijk aan. De beteekenis van den naam komt dus goed overeen met de oude topographie der streek. Nochtans, er komt nog een stok in 't wiel! Volgens brief van den heer Van Werveke, staat er op de rugzijde van dit stuk geschreven: ‘Littera communitatis de Lombardie.’ De heer Van Werveke voegt er nog bij: ‘De rugnota is er gelijktijdig of kort daarna op- | |
[pagina 11]
| |
geschreven, in alle geval vóór 1300.’ Sommige schrijvers hebben uit deze nota besloten, dat Cnoc de oude naam van Lombardie was. Nochtans, indien men wel de topographie der streek kent, weet men dat Lombardie vroeger, zooals nu, ten Noorden van Nieupoort ligt! Alhoewel onze voorouders niet altijd zoo juist de ligging opgaven, kan men nochtans niet aannemen dat zij schreven Oost voor Noord. Cnoc moest dus ten Oosten ofwel ten Noordoosten van Nieupoort liggen. In dit geval zou het nog in een groep oude duinen gelegen hebben, rond de Bamburg; in andere richtingen moet men niet zoeken. Men kan ook niet aannemen dat Cnoc enkel een gehucht vormde van Lombardie, aangezien er sprake is van een dorp dat zijn eigen bestuur had. Er blijft dus maar ééne veronderstelling over, en deze is, dat de inwoners van Cnoc, hetzij door oorlogen, hetzij door overstroomingen, gedwongen geweest zijn hun dorp te verlaten, en een nieuw dorp gesticht hebben ten Noorden van Nieupoort, genaamd Lombardie. In de dertiende eeuw zijn er ook menigvuldige en geweldige tempeesten geweest, die veel verwoestingen bijbrachten, bijzonderlijk in 1277 en 1288, volgens K. Torfs en de oude kroniekschrijvers. Maar, volgens de volksoverleveringen, moesten de inwoners van Lombardie reeds in de XIIe eeuw vluchten voor de overstroomingen? Veel inwoners, zegt men, vestigden zich te Santhoofd; zou er hier geen sprake zijn van de inwoners van Cnoc? Er dient ook opgemerkt te worden, dat in de XIIe eeuw, de Yser, gedurende de tempeesten, den voet van het duineketen bespoelde dat ten Oosten van Nieupoort lag. Soms waren de pannen dezer duinen onder water; dit toonen ons de menigvuldige boringen die wij ter plaatse deden. De oudste melding van Lombardie dagteekent enkel van 1252 (de Flou). Sommige schrijvers spreken reeds van Lombardie vóór dit jaar, en zelfs van vóór 1248, doch zonder bronopgaven. Geen stukken zijn ons bekend die dagteekenen van vóór 1248, en waar de naam Lombardie vermeld is. Mag men daaruit niet besluiten dat | |
[pagina 12]
| |
Lombardie maar aangehaald wordt nadat Cnoc reeds verdwenen was? Indien men aanneemt dat de inwoners van Cnoc gevlucht zijn naar het Westen en Lombardie gesticht hebben, kan men verstaan hoe er in al de documenten aangaande Lombardie, zelfs in deze van 1263 en 1269, nergens nog sprake is van den ouderen naam Cnoc. Integendeel, wanneer Santhoofd veranderde van naam in 1163, heeft men nog lang, zelfs in de officieele stukken, den ouden naam Santhoofd gebruikt, zelfs nog in 1365 (archief van Yperen, Vandenpeereboom). Dit is toe te schrijven aan het feit, dat de inwoners van Santhoofd op dezelfde plaats gebleven waren; van daar de lange weerstand der oude benaming. Maar er is nog een feit dat bewijst dat er in de XIIIe eeuw een dorp bestond op deze plaats. De Sint-Laurenskerk was gelegen ten Oosten buiten de vestingen der stad Nieupoort, in de oude duinen, zooals de tegenwoordige puinen het ons nog toonen. Men vindt er nog bewijzen genoeg dat de toren dagteekent van de tweede helft der XIIIe eeuw. Welnu, waarom bouwde men deze kerk daar buiten de stad? Is het geen bewijs dat er daar een dorp gelegen was? Pater De Waeghenaere die stierf in 1662, zegt in zijn handschrift, voor titel dragende ‘Historia S. Nicolai Furnensis’, dat in 1281 de St-Laurenskerk als parochiekerk werd ingericht; dit bewijst dat er vroeger reeds eene kerk of kapel stond op deze plaats. Wauwermans, in zijn uitleg bij het plan van Nieupoort door J. van Deventer, spreekt van eene kapel die bij de St-Laurenskerk zou gestaan hebben, en bediend werd door een priester die onder het bestuur stond van den pastoor van Lombardie. Ongelukkiglijk, hij haalt geene bronnen aan. Deze kapel werd later gevoegd bij het klooster der grauwe zusters. Het feit dat deze kapel behoorde aan de pastorie van Lombardie, doet vermoeden dat er hier eigenlijk sprake is van de oude kapel van Cnoc, het vroeger Lombardie. Wij spreken hier niet van de Tempeliers, alhoewel de | |
[pagina 13]
| |
geschiedschrijvers der vorige eeuw dezen toren noemen den Tempelierstoren. Inderdaad, in de archieven en oude boeken vindt men nergens deze benaming. Wij vonden ze vooreerst in een handschrift van kapitein Cambier, van 1842, en betiteld ‘Dictionnaire militaire de la Place de Nieuport.’ Het volk heeft ook nooit deze benaming gekend. De teksten zijn in alle geval te klaar om niet aan te nemen dat Cnoc ten Oosten bij Nieupoort lag. Zooals wij hierboven gezien hebben, komt de naam ook overeen met de vroegere topographieGa naar voetnoot(1). Vooralsnu kunnen wij niets meer zeggen van dit geheimzinnig dorp. K. Loppens. |
|