Biekorf. Jaargang 42(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Almachtig, gij... Almachtig, gij, die spreekt in 't lunderen van den donder, en boven ons hoofden 't handteeken slingert van uw Godheid!... Almachtig Wezen, weert het onweêr uit mijnen hemel, drijft uwen name in 't helderen van mijn ziele! en doet hem blinken, blinken, die name, waar g'aleen de meester zijt, en waar g'aleen de meester zijn moet! Bevangen stad Bevangen stad, ne gloeienden oven!... deur de straten davert de zonne 't ketteren van heur zomerwoede!... brandende lucht! de daken tintelen, sperken en dansen, en de steenen spuigen vier! ai mij toch, wie kan 't vermijden! dààr!... en 'k vinde e koel verblijden bij 't omschaduwend minzaam meêgaan van den huisdam! troost-oase in d'alverzengende wildernis van d'hitte!... [pagina 269] [p. 269] God, bij 't laaien van de wereld, schut mijn voeten, koelt mijn herte en onder de moordende zonnestralen, laat me vrij mijnen adem halen in de schaduwe van uw vleugels! - Jesus, laat... Jesus, laat mijn ziele binnen, langst de wonde van uw zijde, langst die poort van uw genade, waar uw liefde uw hemelsche liefde is uitgebloed op al de weerde van uw godswerk! laat ze binnen, binnen, mijn ziele in d'heilige vesting, 't goddelijk bergvrij van uw vriendschap!... Satan mag zijn lagen leggen, stuwende stormen, dat ze woelen! mensch 'n vreest, nolite timére, waar ge leven en rusten moogt in 't heerlijk slot van Jesus' herte! Kortrijk. A. Mervillie. Vorige Volgende