Hoewezend: Formalis (149). |
Hoewezendheid, Eerste hoewezendheid: Obiectum formale Tweede, derde, laatste hoewezendheid: Obiectum formale quod, - quo, - sub quo (148). |
Ikheidhebbing: Subsistens (15). |
Ingeesten: Inspirare (114). - Ingeestinge: Inspiratie, (104-5, 110, 114-5). |
Ingeven, Inspreken: Inspirare (111). |
Invoudig: Implicitus (150, 156). |
Inwonend: Immanens (131). |
Kenbaar: Cognoscibilis (22). |
Lichaamsch: Corporeus (36). - Lichaamschap: Corporeitas (36). |
Lijder: Patiens (105). |
Lijfsch: Corporeus (36). - Lijfschap: Corporeitas (36). - Lijvelijk: Corporalis (32). |
Meezelfstandig: Consubstantialis (105). |
Merkmaal: Merkteeken: Nota (132). |
Middel: Medium, intermedia (24, 113). |
Miszaken: Negare (121, 146, 149). |
Nillen: Nolle (29). |
Onbaarblijkelijk: Inevidens (189). - Onbaarblijkendheid: Inevidentia (189). |
Onbetrekkelijk: Absolutus (51). |
Onderscheid, Wezentlijk onderscheid: Distinctio realis (19). |
Onthoudenisse: Memoria (40). |
Ontvanger: Patiens (105). |
Onwetenschap: Ignorantia (26). |
Opzicht: Relatio (69). |
O veralgemeen: Universalis (40, 41, 43). |
Rechtswege, Van rechtswege: De iure (122). |
Redekunde: Logica (16). |
Redekundig: Ratiocinativus (16) |
Redekundiglijk: Per viam ratiocinii (16). |
Redematiglijk: Rationabiliter (159). |
Reden, Hoewezende reden: Obiectum formale quo (149). - Welovereenkomende reden: Ratio conveniens (105). |
Sluitrede: Syllogismus (157). |
Uitvoudig: Explicitus (156, 157). |
Verstandenisse, Geúitwendigde verstandenisse: Species Expressa (41). - Uitgedrukte verstandenisse: Species Expressa (41). |
Voorstel: Propositio (158). |
Voorwaardelijk: Hypothetice (161). |