Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd1. De H. Kruiskapel.De H. Kruiskapel, ten noorden der stad, staat afgemaaid op de plattegronden van Mare Gheeraerts, in 1562, en van Jacob van Deventer, wat later verveerdigd. Ze was van den barm der oude vesting afgescheiden door het Capellestraetken. In dit straatken, nabij de kapelj bevond zich een gasthof ‘de drie Meunikken’, mogelijks ten dienste der pelgrims opgericht. Het heiligdom, gansch bouwvallig en door de geuzen onteerd, was nog ten jare 1588 in wezenGa naar voetnoot(1); het werd niet meer hersteld en verdween toen, omtrent 1617, de laatste vestingswerken de stad omsingelden. De volksoverlevering vermeldt dat Damsche schippers, toen de zeeboezem, de Zwene of het Zwin, nog hunne stad bespoelde, op zekeren dag een groot kruisbeeld opvischten. De kapel werd opgebouwd om er den gevonden schat te verbergen. | |
[pagina 242]
| |
Een hof, waar de bedevaarders eene rustige bidplaats vonden, omringde de kapel. Immers in een akte van 't schependom van 1555 staan vermeld: een hovekin bachten de Cruuscappelle, behoorende de selve cappelle, - een cleen hovekin ligghende voor de Cruuscappelle, behoorende die van St Janshuus, (dus eigendom van 't hospitaal). Dit laatste hoveken werd ten jare 1565 door de gasthuisvoogden aan de kapellemeesters in eeuwigen cijns geschonkenGa naar voetnoot(1). Uit de kerkrekening van 1587-88 vernemen wij dat die hovingen als weide dienden buiten den ommegangstijd. Die aanteekening bewijst dat alstoen de bouwvallige Kruiskapel door de pelgrims nog bezocht werd, dewijl de rekening er bijvoegt dat het hof moet vrij zijn gedurende de ommegangsweekGa naar voetnoot(2). Mogelijks (doch wij d urven het niet verzekeren), werd het Kruis, ter gelegenheid van de plechtige processie naar de kapel overgedragen en daar bezocht en vereerd. Luid ens bewaarde documenten, werd de vereering van 't Mirakelkruis door wondere genezingen beloond. In de stadsrekeningen van 1394-95 staat vermeld: een mirakel geschied bij de gratie van Jezus-Christus door het H. Kruis van Damme aan broeder Lodewijk, der Derde-Orde, verblijvende te Mechelen. Welkdanige weldaad de broeder bekomen had, staat niet vermeld, hoewel menigvuldige posten van dezelfde rekeningen over de genezing sprekenGa naar voetnoot(3). Op eene schilderij in de O.L. Vrouwkerk uithangende, staan er zes buitengewone genezingen afge- | |
[pagina 243]
| |
maald. Documenten in het Staatsarchief te Brugge voorhanden, maken ons bekend met nog andere merkweerdige genezingen door de godvruchtige bedevaarders te Damme verworven. De Kruiskapel ontsnapte niet aan de beeldstormerij. De overlevering vermeldt dat een bende geuzen ten jare 1578, mogelijks binst eenen nacht in de ommegangsweek, de kapel bestormden, het kruis wegsleepten en ter groote markt verbrijzelden. De religieuzen van 't hospitaal verzamelden de stukken. Korts nadien werd uit die stukken het nieuwe kruis verveerdigd dat heden vereerd wordt. Het oude kruis herleefde dus in het nieuwe; alleen de vorm was veranderd. Wat ons noopt om die overlevering als echt aan te nemen, het is een overblijfsel van het oude Damsche kruis, eene knie van den Christus, die sedert den Beeldstorm, ten hospitale bewaard gebleven is. De knie is ingelascht in een glazen kasken dat nu hangt in het koor van de Zusters. In 't ingaan der 16e eeuw wendden de pastors en kerkmeesters van O.L. Vrouwkerk pogingen aan, om den schat aan de zorgers der Damsche visschersgilde te onttrekken en hem naar de kerk over te brengen. De gilde verdedigde krachtdadig hare rechten, de welke ten jare 1553, door eene keizerlijke verordening bevestigd werden. Uit het oorspronkelijk document, heden ten hospitale van Damme berustende, vernemen wij dat Keizer Karel de Kruiskapelle onder zijne ho oge bescherming neemt en verbiedt de Schippersnering in hare rechten te verontrusten. Een ander keizer, Jozef II, zou later, bij decreet van 10 Mei 1786, de H. Kruisprocessie afschaffen. Meerdere inlichtingen over de vereering van het Damsche Mirakelkruis, staan te lezen in het boekje van Kan. Tanghe: Geschiedenis van het wijdvermaarde Christusbeeld van Damme, dat ten tweeden male in 1901 uitgegeven is. Wat het document van 26 Oogst 1339 aangaat, in | |
[pagina 244]
| |
't begin van 't werkje aangehaald, eene stichting herinnerende ter eere van ‘thelich Cruus in Onzer Vrouwen kercke ten Damme’, wij meenen dat hier geen sprake is van het Mirakelkruis. | |
2. De Sint-Joriskapel.De kapel der kruisboogschutters, aan St Joris gewijd, stond op de Koornmarkt, bijna ter plaatse waar nu de brugge ligt over de vaart van Brugge naar Sluis. Ze werd tijdens de 14e eeuw gebouwd en verdween in den loop der 17e eeuw, volgens de aanteekening van Gilliodts bij de Kaart van Jacob van Deventer. In 1395, bij 't bouwen van de sluis, worden er dammen gemaakt ‘in de vaerd bi Sinte Joris capelle ten Damme’. In 't jaar 1430 kwam hertog Philips met zijn gemalin Isabella uit Sluis, waar hun huwelijk gevierd was, naar Damme. 't Was den 8 Januari, in den vollen winter. Toch moest men ‘up de plaetse van Sent Joris cappelle’ een balie timmeren ‘jeghens tghedrom vanden volke’; het was immers bij de kapel dat ‘onse ghe duchte vrauwe en princesse’ aan wal zou stappen over een brug ‘die ghemaect was int watre steegherwys’Ga naar voetnoot(1). In 1418 wordt meester Nicolaas Bizet vermeld als kapelaan van Sint Joris te DammeGa naar voetnoot(2). In de kerkrekening van 1634-35 staat vermeld dat een zerk van de St Joriskapel naar de kerk overgebracht werd, mogelijks omdat men er aan dacht het heiligdom te sloopen. In oude documenten wordt de St Joriskapel dikwijls aangestipt als een middelpunt om de plaats der woonsteden die er rond of omtrent stonden, aan te wijzen. Uit het verslag van den deken bij zijn bezoek in 1640, vernemen wij dat in de kapel eertijds eene kapelnij ter eere van st Joris gesticht was, dat voor alsnu het dak ingevallen was, de muren nog rechtstonden en de | |
[pagina 245]
| |
ingangsdeur slotvast was. Hij voegt er bij: het mirakelkruis werd lange jaren in de St Joriskapel bewaard; toen het heiligdom bouwvallig geworden was, werd het overgedragen naar de kerk waar het groote vereering geniet en door mirakelen uitschijnt. - Wellicht is er hier eene verwarring tusschen de St Joriskapel en de oude Kruiskapel. Wat er ook van weze, wij bezitten geen bewijs om de bewering van Deken Jennijn te bestrijden. Aan de hoofdinge van den Zuidkoor der O.L. Vrouwkerk stond eertijds een altaar aan St Elooi gewijd. Ten jare 1638 besloten Deken en Vind ers der kruisbooggilde dit altaar prachtig te hermaken, op voorwaarde dat St Joris er mocht vereerd worden. Dit besluit werd niet uitgevoerd. | |
3. De Sint-Niklaaskapel.Jacob van Deventer, op zijn grondplan van Damme, plaatst de St-Niklaaskapel, langs de Bruggestraat, ter stede waar later het Nazarettenklooster gebouwd was. Ze behoorde toe aan de kuipersnering en werd mogelijks door dit ambacht gesticht. Om reden van den uitgebreiden wijnhandel waarvan de stad Damme sedert het jaar 1331 een middelpunt was, mieken de kuipers een der voornaamtste en rijkste neringen uit. In de reeks der spotnamen die van oudsher aan de inwoners onzer vlaamsche steden gegeven werden, komt de naam voor van de Damsche Kuipers. Reeds in 1349 bestond de St-Niklaasgilde. De kapel, ten jare 1296 opgebouwd, onderging in 1432 eene volledige herstelling. Wanneer ze verdween, vonden wij nergens. Twee kapelnijen, de meerdere en de mindere' genoemd, ter eere van St Niklaas, patroon der kuipers werden er gesticht. In een document van 24 Juni 1493 vonden wij de namen aangestipt van Matthys van Mendonc en Guy Pycaerd, ‘kerckmeesters van Sente Niklaus cappelle inden Dam’. | |
4. De Lazerie of Madeleene.Langs de Bruggestraat, nu de Polderstraat, die eertijds van de groote Brugsche poort naar den Gapaerd | |
[pagina 246]
| |
(nu het Apertje) heenliep, stond het Damsche Magdalenagasthuis. Het bevond zich op de linkere zijde van bovengemelde straat, op een kwartier uur gaans van de stad, tegenaan eene dreef die in de handvesten ‘de Ziekenliedendreef’ genoemd wordt. Niets blijft er van over tenzij de grond waarop het gebouwd was. Wij vonden dien grond aangewezen in het 5e begin van een ommelooper der stad Damme omtrent 1620 opgemaakt; hij besloeg eene uitgestrektheid van twee lijnen, drie en dertig roeden; heden rekent hij nog onder de stedelijke eigendommen. Een oorkonde van 1414 maakt reeds gewag ‘van de aerme lazersche lieden zittende up den oever van den marasche ghezeyt de Zeughe’; op dezen oever lag toenmaals hun huizekenGa naar voetnoot(1). Het Leprozenhospitaal bezat ter stede een eigendom, in een document van 5 Mei 1484 volgenderwijze aangeduid: ‘De Lazarie inden Dam hadde twee huusen, deene met steenen upghaenden ghevele ende dandere metten houtten ghevele inde Vleeschauwerstraete ande noordzide vander straete’. | |
5. De Sint-Adriaanskapel.Een kwartier uurs verder, langs den linkerkant der zelfde Bruggestraat, doch er wat van verwijderd, stond de kapelle van Sint-Adriaan, een klein heiligdom, zooals er hier en daar te lande nog voorkomen, in 1431 gesticht. In 't verslag van een kerkb ezoek door eerw. Vandevelde, deken der Christenheden van Sluis en Damme, ten jare 1619 opgemaakt, staat vermeld dat de kapel van St Adriaan grondeigendommen en renten bezat; doch hij vergat die te bepalen. Die eigendommen behoorden mogelijks aan de kapeln'j en den autaar van St Adriaan die eertijds ter kerk van O.L. Vrouw bestonden. | |
6. O.L. Vrouw van Hulsterloo.Buiten de Ste Catherinepoort, langs den ouden Sluischen dijk, nu den steenweg naar Lapscheure, stond een | |
[pagina 247]
| |
tamelijk groot heiligdom, de kapelle van O.L. Vrouw van Hulsterloo. Hare plaats is heden ingenomen door eene reeks huizen, staande langs de rechterzijde van bovenvermelden steenweg, op kleinen afstand van de herberg ‘De Hooge Brugge’. Wij vonden ze volgenderwijze vermeld in een ommelooper der wateringe van Stampaertshoucke, 8e begin: ‘De Cappelrie van Hulsterloo, ande de westzide daeran cum westzide ende noorthende an Sluusschen dycq ende es tland daer Pr Schyveld wuent daer de cappelrie staet, groot 1 lyne 84 roeden’. Op het archief van de Paters Augustijnen te Gent berust een ‘Inventaris van de kerkornamenten binnen de capelle van O.L. Vrouwe ghezeit t' Hulsterloo, binnen Damme, die de gilde der Grauwwerkers van Brugge houdende zijn’. Het stuk is van het jaar 1543Ga naar voetnoot(1). In een verslag van Deken Vandevelde op 6n Juni 1619 opgemaakt, lezen wij dat de peltiers of Grauwwerkers van Brugge voogden waren der kapel, waar jaarlijks eene misse gecelebreerd werd, en dat alsdan de priesterkleederen nog bewaard waren. Hij voegt er bij dat de kapelnij een eigendom bezat van 16 gem. 2 lijn, en 43 roeden lands, in de wateringe van Stampaertshoucke gelegen. | |
7. De Sint-Laurenskapel.Uit het verslag van denzelfden Deken vernemen wij dat op den weg naar Damme, (de plaats is niet nader bepaald), eertijds een heiligdom stond aan Sint-Laurens toegewijd, in 1619 reeds gesloopt. Meteen herinnert die kapel het bestaan ter kerk van de St Laurenskapelnij waarvan de bedienaar koorpriester was en wekelijks eene misse moest ontlasten. [† J. Opdedrinck] |
|