Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe bargedienst Brugge-Nieuwpoort over 100 jaar.WIJ hebben in de Archieven van Nieuwpoort een paar teksten gevonden betreffende den bargedienst tusschen Brugge en Nieuwpoort voor het tijdstip 1830-1840Ga naar voetnoot(1). Het eerste stuk is gedagteekend uit Scheepsdale den 24 September 1831. Het gaat uit van den uitbater van den dienst, een zekere Roose-Deridder, ‘directeur de la barque de Nieuport’. Hij wendt zich per brieve tot den Provintieraad om een zekere wijziging in den dienst te mogen invoeren. De uitbating steunde alsdan op een lastenboek dagteekenende van 7 Mei 1822. Krachtens art. 9 van dit lastenboek, moest de uitbater een dagelijkschen dienst verzekeren tusschen beide steden. De zomerdienst (van 1 April tot 31 October?) voorzag een afreis uit Brugge | |||||
[pagina 252]
| |||||
's morgens om 5.30 ure en de terugreis uit Nieuwpoort om 13 ure. In den winter vertrok men uit Brugge om 7 ure 's morgens en uit Nieuwpoort om 11 ure. De dienst was dus zoodanig geregeld, dat men steeds bij klaren dage op weg was. Men zal tevens opmerken dat het voor een Bruggeling mogelijk was, de heen- en terugreis op één en denzelfden dag af te leggen. Een Nieuwpoortnaar echter was verplicht te Brugge te vernachten en moest dus het beste deel van twee dagen aan zijn verplaatsing besteden. Men zal ook opmerken dat men den afstand kon afleggen in min dan 4 uren. Immers men vertrok in den winter uit Brugge om 7 ure en vier uren later werd de terugreis reeds aangevangen. Die spoed mag wel een zekere verwondering baren, maar het schijnt toch zoo geweest te zijn. Inderdaad men hield er aan van met den donkeren thuis te zijn, en in October - toen de zomerdienst nog toegepast werd - ging dat niet al te gemakkelijk, vermits men maar uit Nieuwpoort vertrok om 13 ure en op het einde van October de avond valt rond 5 ure. Het einde van October was daarom een angstige tijd voor Roose-Deridder, en het is hierop dat zijn rekwest naar den Provintieraad gesteund is. Hij laat uitschijnen dat het veel te lang is, den zomerdienst in stand te houden tot den 31 October. Daar het rap duister is, stelt men zich bloot aan ongelukken, beweert hij, en bovendien er is geen volk. De passagiers bleven waarschijnlijk achter op het einde van October om wille van het gevaar. Dat gevaar beperkte zich ten andere niet bij mogelijke ongelukken, maar men had nog altijd de kans van door baanstroopers overvallen te worden. Bargen vervoerden immers niet alleenlijk reizigers en koopwaren, maar ook gouden en zilveren munt. Wat Roose-Deridder diensvolgens begeerde, was van den winterdienst te mogen aanvangen vanaf den 15 October. Het tweede stuk is van November 1838. Het is een rekwest aan den Koning uitgaande van Jan-Baptist Frutsaert, Bruggeling, 41 jaar oud. | |||||
[pagina 253]
| |||||
Frutsaert heeft 17 jaar dienst gedaan op de bargen Brugge-Oostende onder Torreborre-Janssens, ‘directeur des barques entre Bruges et Ostende’. Tengevolge van het aanleggen der spoorbaan tusschen deze steden, werd de bargedienst geschorst en Frutsaert viel zo nd er werk. Hij bezat echter ondervinding en hij begeerde een bargedienst in te richten tusschen Brugge en Nieuwpoort, eiken dag heen en terug. Zijn inzicht was denkelijk concurrentie aan te doen aan den reeds bestaanden dienst. Dit zou uitleggen waarom zijn verzoek gericht is tot het Staatshoofd. Frutsaert beloofde in elk geval iets aantrekkelijks. Hij zou zooveel mogelijk aansluiting verzekeren met de aankomende en vertrekkende ‘konvooien’ te Brugge, en hij stelde de volgende tarieven voor:
Wij weten niet of zijn verzoek ingewilligd werd. René Dumon. |
|