Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit den ouden taalschat.Utedragende balke.EEN ‘utedragende balke’ moet een balk van eene buitengewone soort zijn, dus bijzonder groot of dik: zoo vermoedde Verdam in zijn Mnl. Wdb. 8, 895; een nauwere beschrijving kon hij uit de teksten niet halen. De oude rekeningen vermelden dikwijls zulke balken tusschen de uitgaven voor zwaar timmerwerk. Voor den nieuwen bouw van de Ypersche Halle wordt in 1378 een lading van 51 ‘uutdraghende balken’ uit Dordrecht over Nieuwpoort op den Yzer verscheept.Ga naar voetnoot(1) In de nieuwe sluis van Damme worden in 1365 verwerkt ‘cxxxv huutdraghende balken vanden bussche van Simay [Chimay]’. Voor de herstelling van de Halle te Brugge worden in 1390 verbruikt ‘twee balken van xl. voeten, coste stic xx. s. gro.; ...Ende xx. uutdraghende balken in payemente, coste elc uutdraghende x.s. gro.’. De Brugsche rekening vermeldt nog uitgaven in 1403 van ‘twee uutdraghende balken der stellinghe bouf | |
[pagina 161]
| |
vanden bussen’ en weerom in 1436 ‘van j. uutdraghender balke, verbesicht ande stellinghen van bussen...; Item ghegheven van eenre grooter uutdraghende balke, de groote busse jeghen te scietene, coste xvi sc. gr.’Ga naar voetnoot(1) Voor het herstellen der sluisdeuren te Nieuwpoort in de jaren 1412-1413, werden ook verscheidene zulke balken verbezigd. De rekening der Wateringe van Veurne-ambacht vermeldt onder hare uitgaven: ‘Item ghecocht jeghen Christiaen Lambrachte ene uutdraghende balke dan of de middelstijl [van de Oostsluis] ghemaect es daer bede de varsche dueren in gaen, 6 pond. par.’. Voor het herstellen der sasdeuren koopt de watergrave nog ‘jeghens den kelewaerder vanden Dune 2 1/2 uutdraghende balken te 8 sc. 6 d. grote de balke, comt 12 lb. 15 sc. par.’ In dezen post schijnt ‘uutdraghende balke’ als een eenheid van rekening genomen te zijn. In de volgende partij balken, voor hetzelfde werk in 1412 aangekocht, is deze beteekenis heel duidelijk: ‘Item ghecocht jeghen Olivier Snelle ene uutdraghende balke van 40. voeten maect onder halve balke. Item 14. stilen van stantsoene maken 5. uutdraghende balken, commen als 6 1/2 uutdraghende balke, te 8 sc. groten de balke, beloopt 31 lb. 4 sc. par.’Ga naar voetnoot(2) Uit dezen tekst kunnen we afleiden: 1. ‘Uutdraghende balke’ wordt als eenheid van maat en prijs gebruikt, zoowel voor het berekenen van groote balken als voor mindere ‘stilen van stantsoene’, d.z. schoorhouten, steunpalen; fr. étançon. Veertien zulke ‘stilen’ worden als vijf ‘uutdraghende balken’ ‘in payemente’ gerekend. 2. Een balk van 40 voeten geldt als een anderhalve | |
[pagina 162]
| |
‘uutdraghende balke’. Daaruit kunnen we afleiden dat een ‘uutdraghende balke’ omtrent 27 voet (juister 26,6 voet) lang moest zijn. 3. Somtijds werd de naam ‘uutdraghende balke’ gegeven aan balken die grooter waren dan de eenheidsmaat van ± 27 voet. Uit de vorige teksten en uit vele andere blijkt dat deze laatste beteekenis niet algemeen was. | |
Financhen doene.Deze uitdrukking had nog in het begin der jaren 1500 een zeer ongunstigen zin. Het Kortrijksch Kapittel trad in 1515 streng op wegens de volgende scheldwoorden tegen een van zijne medeleden uitgesproken: ‘...die loessaert, valschaert, bedriegherkin, financhierkin die vele lieden bedroghen heeft met financhen te doene ende sculden te makene ende die lieden haerlieden palen ghenomen heeft...’Ga naar voetnoot(1) Finanche, financie, van het mlat. financia, beteekende oorspronkelijk: de beëindiging van een (rechts)zaak door middel van het betalen eener geldsom. In het Mnl. beteekende finanche: het opnemen van geld tegen woekerrente. Ook in het Middelhd. en Middelnd. had finanzie, finanze, den ongunstigen zin van: oneerlijke geldhandel, woeker, afzetterij. (Verdam, Mnl. Wdb. 2, 810). In de 16e eeuw heeft financie doen, financie vercoopen de beteekenis: geld schieten, leenen op woeker. Een ordonnantie voor Sint Truiden (1580) treft maatregelen tegen dengene die, tegenover weezen, ‘financie in geldt dede’ of ‘financie vercocht hadde’. De Costume van Brugge (1544) verbiedt ‘van nu voordan eenich goedt te vercoopene ter financie ende wouckere...’ De ‘financiers’ uit dien tijd verkochten namelijk ook goed aan een bovenmatigen prijs, te betalen op termijn; zij maakten nog schijnkoopen van goed tegen een | |
[pagina 163]
| |
leugenachtige erkenning van levering en ontvangst, op welk niet geleverd en bovenmatig geschat goed zij gereed geld schoten.Ga naar voetnoot(1) De uitdrukking ‘financhen doene’ is blijkbaar een overzetting van het fr. faire finances, in de 15e eeuw gebruikt met de beteekenis: verpanden, geld ontleenen of uitleenen; omtrent als het nederl. ‘nemen ter financie’ en ‘crijgen op financien’ in de 16e eeuw.Ga naar voetnoot(2) Toch heeft het nederl. ‘financhen doene’ een andere beteekenis als zijn fransch model ‘faire finances’; dit laatste heeft nergens den ongunstigen zin die aan de nederl. ontleening gehecht is. A.V. |
|