Nog over de Zeestekkers.
Vgl. Biek. 1935, bl. 310.
Onze kust wordt bezocht door vier soorten van Zeestekkers, ook genoemd Jagers. Twee zijn zeer zeldzaam, namelijk de Stercorarius cepphus, fr. Stercoraire parasite, en de Megaleslris skua, fr. Labbe brun. De twee andere, betrekkelijk zeldzame soorten zijn: de Stercorarius pomarinus, vl. middelste jager, en de Stercorarius crepidatus of parasiticus, vl. kleine jager.
Deze vier soorten hebben de gewoonten door J.F. in Biekorf t.a.p. beschreven. Zij zijn zeer nauw verwant met de meeuwen en sommige natuurkundigen rangschikken ze in dezelfde familie der Landés; andere stellen ze in de afzonderlijke familie der Stercoraridés. Zij hebben meest bruine, zwarte en grijze veeren.
Men vindt die vogels langs onze kust meest in den herfst, na groote stormen; ook in de monding der Schelde. Zij vervolgen al onze meeuwen, zoowel de groote als de kleine soorten, om hun reeds ingezwolgen voedsel te rooven. Het zijn zeer sterke vliegers.
Vroeger vertelde men dat zij zich voedden met den drek der meeuwen; vandaar de onjuiste Latijnsche naam Stercorarius en de volksche naam Schijtjager.
K.L.