Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
[Nummer 3] | |
O.L. Vrouw van Lombartzyde.
| |
[pagina 58]
| |
was met kostbare mantels omhangen; Maria, evenals het kindje Jezus, droeg een gouden kroon en gouden halssnoeren met een diamanten kruis en diamanten oorslingers. Al die sieraden waren giften en geschenken van dankbare vereerders uit vroegere tijden. Gedurende het jaar stond het Beeld boven het altaar van O.L. Vrouw, in de linkerbeuk der kerk. In de novene, op de hoogdagen, werd het Beeld, opgetooid en versierd, te pralen gezet vooraan in de middenbeuk. De schuitjes en sloepjes werden van hun ijzeren staken genomen en rondom het Beeld geplaatst. Rondom de kerke was een eigenaardige ‘kruisweg’ opgericht. Het waren kapellekens met de verbeelding der zeven Smerten van Maria. Voor ieder kapelleken stond een houten bankje. Geen bedevaarder en alleszins geen enkele visscher die naar IJsland trok of op 't Noorden gemonsterd was, liet na hier eerst (en dikwijls blootsvoets) den ‘kruisweg’ te doen, om daarna ter kerke het Mariabeeld te gaan vereeren. Dit alles om van zeerampen en ongelukken gevrijwaard te blijven. O.L.V. van Lombartzyde immers is, door de eeuwen heen, steeds bij uitstek de toevlucht geweest van de visschersbevolking der Vlaamsche kust. Het is een opmerkelijk feit dat zelfs de visschersbevolking uit het huidige noorden van Fransch-Vlaanderen te Lombartzyde kwam ‘dienen’, alhoewel te Duinkerke de ‘O.L.V. Maagd der Duinen’ als mirakelbeeld was erkend en gekroond. Het vermaarde Beeld is op wonderlijke wijze, gedurende de oorlogsjaren 1914-18, gered en bewaard gebleven. Wij hebben een uitgebreide geschiedenis van O.L. Vrouw van Lombartzyde in handschrift gereed liggen. Daaruit deelen wij hier mede wat er, gedurende en na de oorlogsjaren, met het aloude Beeld voorviel. *** Halverwege October 1914 stormde 't oorlogsgeweld naar Lombartzyde toe. Daar zou gevochten, en geweldig gevochten worden: iedereen voelde 't aankomen... | |
[pagina 59]
| |
De pastor van de parochie, Eerw. Heer Blondelle, deelde het H. Sacrament aan zijne parochianen uit en trof de noodige schikkingen om de kostbaarheden van zijn kerk in verzekerde bewaring te brengen. En 't zekerste, was het niet: weg te delven in den grond? Elkendeen meende toch dat de slag die in de lucht hing, geen dagen lang zou duren, dat hij allichte nederlaag of redding, bezetting of bevrijding zou brengen. De zilveren monstrans, de kelken, het processiekruis, het wierookvat met de schelpe, de kerkarchieven en oude parochiale registers: dat werd àl in houten kisten gestoken. Ook de sieraden van O.L. Vrouw werden niet vergeten: hare juweelen, kronen en scepter, hare kostbare mantels en ten slotte vijf zilveren exvoto's in vroegere tijden bij 't Beeld opgehangen. De drie houten kisten met heel den schat werden in den hof van de pastorij gedolven.Ga naar voetnoot(1) Toen trok E.H. Blondelle met een groot deel van zijn parochianen in ballingschap Nieupoortwaarts, terwijl het oorlogsgeweld reeds dreigend boven hen in de lucht hing.
***
Tusschen de achtergebleven inwoners waren o.m. Francies Ollieuz en zijn vrouw Jozefa Lefevere; Francies was sinds dertig jaren voorzitter van den Kerkraad, zijn echtgenoote was sedert lang de ‘minne’ of vroedvrouw van heel 't geweste. Daarnevens de kerkheer Désiré Dewulf-Dewulf en zijn gezin, en nog andere mannen van eere. Francies Ollieuz had een groote liefde voor het wonderdadige beeld van O.L. Vrouw. Hij was het die dit Beeld sinds tientallen jaren voor feesten en groote dagen opschikte en versierde. Hij had de sleutels van de kerk en, na 't vertrek van den pastor, ging hij nog steeds de kerk bezoeken en zien of er alles in orde bleef. | |
[pagina 60]
| |
Toen de Duitschers tot op enkele honderde meters van Lombartzyde genaderd waren en, aan den anderen kant, de Belgische troepen rond en vooraan 't dorp loopgraven aanlegden, begreep die oude man dat de kerk wellicht zou platgeschoten en vernield worden. De Belgische genie liet immers wijds en zijds hooren, dat alle mikpunten voor het vijandelijk geschut ongenadig zouden neergehaald worden. En met de kerk, zou het Beeld te niete gaan! Dat mocht en dat kon niet. En toen is Francies naar de kerk gegaan. Hij nam het Beeld aldaar weg; langs de sacristiedeur en den kerkwegel toog hij ermede naar zijn huis, daar aan de zuidzijde van de Ghistelstraat gelegen. Maar waar nu dien kostbaren schat in zijn woning veilig geborgen? Het huis was zonder kelder!... Francies nam het Beeld en ging ermede naar het huis van Désiré Dewulf, een eindje verder in dezelfde straat: daar zou het, in tijd van uitersten nood, veilig in den kelder een goede schuilplaats vinden. Zoo meenden het althans die ingoede, eenvoudige lieden. Daar werd het Beeld, gedurende drie dagen, in de beste kamer op de commode-kast uitgesteld. Weldra was dit door heel het dorp gekend. Immers Sefa, Francies' vrouw, zorgde daarvoor; doorheen gevaar en gruwel was zij op ronde om de vrouwen aan te moedigen en op te beuren; overal briefde zij de blijde mare rond: ‘O.L.V. is gered, ze mogen de kerk in brande schieten, maar onze Vrouwtje zal niet vergaan, we hebben het naar Dies Wulfs gebracht en ge zult het zien: den Duitsch 'n zal met z'n kanons over de barrière van de kerke niet geraken.’ Hoe treffend die uiting van vertrouwen in de hulp van O.L. Vrouw! Dit gezegde is geen legende. Uit de meest betrouwbare bronnen werd het mij door verscheidene inwoners medegedeeld. De Duitscher is met zijn kanonnen niet ‘over de barriere van de kerke’ gekomen; Duitsche soldaten wel, maar geen geschut. Bij Désiré Dewulf werd het gedurende die drie dagen | |
[pagina 61]
| |
een begankenis van belang; men kwam er het Beeld aanroepen en bij O.L. Vrouw troost in nood zoeken. De parochianen brachten al de keerskens mede die nog in 't dorp te vinden waren; in een haai en een draai was de winkel van Nokken Lahaye aan keersen leeggekocht. Al die keersen werden voor 't Beeld te branden gezet.
***
Den 17n October kwam een bende Duitsche wielrijders van Westende Lombartzydewaarts op. Halverwege werden ze door de Engelsche vloot van uit zee onder vuur genomen. Schrapnels vlogen in 't dorp zelf. Van uit Nieupoort knalden de kanonnetjes, en de houwitsers sloegen boven 't dorp open. 's Anderendaags was men reeds slaags bij 't dorp zelf. Nu b egon het waarachtig vreeselijk gemeend te worden. De inwoners vlogen de kelders in. Zij die geen kelder hadd en, vluchtten bij gebuurs. Bij Dies Dewulf kwamen er een vijftiental binnengestormd. Gereedschepe werd gemaakt om den nacht ondergronds door te brengen. En 't O.L.V. Beeld verhuisde uit de beste kamer naar den donkeren aardappelkelder. Gedurende de drie volgende dagen en nachten werd het verschrikkelijk. Het oorlogsgeweld knetterde, bulderde, siste en knalde open. Gebouwtjes vlogen omverre. In 't ommeland werd er wreedaardig gevochten. Nu eens waren de Belgen, dan weer de Duitschers in Lombartzyde. In den kelder zaten de menschen te beven van schrik en angst, en te bidden en steeds O.L. Vrouw te aanroepen. Op 20 October werd het werkelijk tragisch. De kogels floten en jankten door 't dorp. Vele menschen sloegen op de vlucht Nieupoortwaarts. Den 21n October rond vier uur in den namiddag, te midden geweervuur en kanongebulder, vluchtten de laatste bewoners van Dies Dewulf's kelder de strate op. Daarbij waren Francies. Ollieuz (in de wandeling Cissen Doken) en z'n vrouw Sefa. Ze kwamen te Nieupoort aan denzelfden dag te vijf-en-half 's avonds. | |
[pagina 62]
| |
Alleen Dies Dewulf was in den kelder gebleven om: ‘over alles en 't O.L.V. Beeld te waken’. Twee dagen hield hij het er nog uit. Maar toen, zot van schrik en angst, sloeg hij ook op de vlucht. Op den hoek der Ghistelstraat, bij 't huis van Nokken Lahaye, meende hij den weg naar Nieupoort op te vliegen. Hij botste echter op Duitsche soldaten die 't hem verhinderden. Ze namen hem gevangen en met nog andere inwoners werd hij, de tegenovergestelde richting, de baan naar Oostende opgestooten. Smeeken om naar Nieupoort te mogen, waar zijn vrouw en kinderen voordien naartoe getrokken waren, kon niet baten. Men vreesde voor spionnage bij een man van boven de vijftig jaar, en barsch klonk het: rechtsomkeer naar Oostende. Daar gekomen vond hij onderkomen in een huis in de Stockholmstraat, nevens het gebouw van den Kath. Volksbond. Het krijgsgeweld woedde over Lombartzyde in ebbe en vloed. Nu eens waren de Verbondenen er meester, dan weer de Duitschers. Na dagen en dagen strijd bleef het dorp in de handen dezer laatsten en, tusschen Lombartzyde en Nieupoort, werd door 't water een vereenzaamd, gruwelijk ‘niemandsland’ gespannen. *** Na enkele weken kwam Désiré Dewulf, te Oostende, eenigszins terug op zijn verhaal. Dààr, nevens het huis waar hij intrek genomen had, in de gelagzaal van den Kath. Volksbond, zag hij de Duitsche soldaten warreeren, eten en drinken, gewoel en getier maken... De vertwijfeling waarin hij verkeerde, betreffende het lot zijner huisgenooten; de drang om wat te weten te komen over zijn parochie; de nieuwsgierigheid die hem porde, om te vernemen hoe 't gesteld was met huis en kerk en O.L.V. Beeld, dreven hem de gelagzaal van het gebouw binnen. Hij miek er kennisse met de soldaten. Daar waren ook treffelijke en goede jongens onder. En de kennismaking viel mede. Tusschen twee glaasjes bier werd er over 't dorp en de kerk gesproken. En | |
[pagina 63]
| |
natuurlijk ook over het mirakuleuze beeld van O.L. Vrouw. Want dat bleef hem altijd opperst liggen. En toen vernam Dewulf dat het Beeld gezien was geworden staande in de Ghistelstraat, vóór zijn deur. Bij een naasten terugkeer naar Lombartzyde, zou men het Beeld, indien het daar nog was, mede brengen: ‘om plezier te doen aan dien gebroken man, die het zoo schoon gevraagd had’. De Duitsche soldaat hield woord. En op 14n December 1914 bracht hij het Beeld uit Lombartzyde naar Oostende mede. Hij had het gevonden bij 't huis, waar hij het voordien had opgemerkt. Het Beeld kwam gehavend uit den strijd. De linkerarm van het Kindeke Jezus was afgeschoten en er was ook een wonde aan de zijde van de O.L. Vrouw zelf. Voor den geknakten Dewulf bracht dit gebeuren een groote vreugde. Uit ‘zuiver kontentement’, gaf hij aan den soldaat die 't geliefde Beeld redde, twintig frank en een doos sigaren! Waar nu met den schat belonden? Dewulf was een eenvoudige man, in Oostende onbekend, en bezat noch huis noch kluis. Men kwam overeen om het Beeld voorloopig in het lokaal van den Kath. Volksbond te houden. Daar werd het in de gelagzaal geplaatst. Na eenigen tijd echter kon Desiré Dewulf hiermede geen vrede meer hebben. Er was te veel gewoel en getier, ook al eens een braspartij in die gelagzaal. O.L. Vrouw was daar niet op haar plaats. Na dubben en denken, na een drietal maanden ‘patientie’ versleten te hebben in 't overpeinzen hoe hij 't aan boord zou leggen, om 't beeld daar weg te krijgen, ging hij ten slotte aankloppen bij Z. Eerw. Heer Camerlynck, pastoor-deken van Oostende. Hij taalde hem 't voorgevallene, ‘...en of hij toch zou maken dat dit Beeld van O.L. Vrouw in zijn kerke kwam’. Deken Camerlynck liet er geen gras over groeien. | |
[pagina 64]
| |
Er werd gepalaberd en... reeds in Mei 1915 stond het Beeld in de rechterbeuk van de decanale kerk van Sint Pieter en Pauwel. Hier werd het met veel eerbied bewaard en vereerd. Vooral de vluchtelingen uit Lombartzyde en Westende hebben hun devotie voor hunne Lieve Vrouwe wel betuigd. De roep van 't Beeld ging de stad door. Licht in overvloed werd er voor ontsteken en enkele maanden daarna werd de ‘zaterdagsche misse’ van O.L. Vrouw van Lombartzyde geregeld in de kerk gelezen. Het Beeld bleef in de kerk tot 22 September 1917. Op dien dag werd Oostende vreeselijk beschoten. Een groot gedeelte der kerk werd verwoest: juist de beuk, waar het Beeld gesteld was. Ramen, muren, houten beschotten waren stuk geschoten en verbrijzeld, maar midden het puin van de kerkbeuk, vond men het Beeld van O.L. Vrouw van Lombartzyde ongedeerd rechtstaan! Z.E.H. Deken Camerlynck, getroffen door dit oprecht wonderlijk gebeuren, besloot toen het Beeld in verzekerde bewaring te brengen. Toen de beschieting voorbij was, liet hij het in de gewapende kelders van den Volksbond overbrengen, waar het tot na den oorlog geborgen bleef. *** In Mei 1920 werd het Beeld hersteld en herschilderd volgens de oudste op het hout gevonden kleuren, door de gezusters Dupon van Brugge. En van toen af was er aan den drang en de begeerte van het volk van Lombartzyde, om hun Lieve Vrouwe terug te bezitten, geen weerstaan meer. De kerk was nog niet herbouwd. Gedurende den oorlog was zij in brand geschoten en vernield geworden. Alles ging in de vlammen op. De oude schilderijen, verbeeldende de mirakels van O.L. Vrouw van Lombartzyde; de sloepjes en schuitjes als zoovele exvoto's aan het gewelf vastgehaakt; de menigvuldige krukjes die rond het Beeld hongen, - zooveel herinneringen aan het diep geloove en de wonderdadige hulp van O.L. Vrouw, - dat alles was verloren. | |
[pagina 65]
| |
En toch moest O.L.V. terug naar Lombartzyde. Al was het dan ook in de voorloopige kerk. Z.E.H. Dek en Camerlynck gaf gehoor aan die bede; op 27 Juni 1920 werd het Beeld terug naar Lombartzyde gebracht en ter vereering der geloovigen in de voorloopige kerk uitgesteld. De ‘redders’, Frans Ollieuz en Désiré Dewulf, hebben beiden dit treffend gebeuren mogen beleven. O.L. Vrouw was heengegaan midden puinen en dood, zij kwam terug midden puinen, doch waaruit een nieuw leven aan 't verrijzen was. Het dorpje had te dezer gelegenheid een feestelijk kleedje aangetrokken. Aan de geveltjes der schamele barakken rankten loover en gekleurde festoenbandjes; op ieder dak, zonder uitzondering, stak de vlag, al was het bij velen maar 'n vlagje van 'n frank. Overal aan de vensters: vlaggetjes, wit-blauw, ter eere van O.L. Vrouw. Midden 't dorp een triomfboog met het zoo passend jaarschrift: ‘aVe regIna paCIs, MarIa CaDentI sUCCUrre pIa’. Vóór de kerk een prachtig altaar, waar straks het lof zou gezongen worden. Om drie uur ging de geestelijkheid van Lombartzyde, vergezeld van een stoet maagdekens en van de burgerlijke overheid, naar 't eveneens plat geschoten Westende het Beeld afhalen. Tot hier werd het gebracht door Deken Camerlynck zelf, en stoetsgewijze, midden een overgrooten toeloop van volk, ving de terugweg aan; een ware triomftocht, met het Beeld voorop. De weg was bestrooid met bloemen, loopgravenbloemen, bloedroode papavers en hoogopgeschoten fleurig lisch. Een plechtig lof met een treffende toespraak door den Z.E. Heer Deken, werd midden de puinen van Lombartzyde gezongen. *** Nu dat het geliefde Beeld in de voorloopige kerk weer ter vereering was uitgesteld, hoorde men allerwegen tusschen de vrome menigte: ‘'t Is toch jammer en spijtig dat Onze Vrouwe nu op heur beste niet | |
[pagina 66]
| |
en staat met heuren rijken mantel en krone en zilverwerk aan!’ Wat was er van de weggedolven kostbaarheden geworden? Seffens na den wapenstilstand kwam E.H. Blondelle naar zijn parochie. Frans Ollieuz en Désiré Dewulf waren met hem mede. Kerk en pastorij, kerkhof en tuin, 't was één puinenveld met obusputten doorwoeld, waarin noch afscheiding van gemeenzaamheid, noch mate van eigendom meer te herkennen was. En daarin begon men te zoeken en te delven op verschillende plaatsen en diepten. Men vond geen spoor van de kisten.Ga naar voetnoot(1). Na veel vruchteloos zoeken en delven, werden eindelijk, den 4 Oogst 1920, de kisten bovengehaald. De archieven, de oude parochiale registers en de kostbare mantels waren opgerot, verpulverd en te niete gegaan. Het goud- en zilverwerk was beschadigd. De juweelen nl. de kroon van Maria, de kroon en scepter van 't Jezuskind zijn hersteld geworden.Ga naar voetnoot(2) Zij zijn in geklopt handwerk. De kroon van Maria draagt, op een koperen ringel halvemaanswijze gespannen, een reeks gouden sterren. De kroon van 't Kind schraagt een gouden wereldbolletje met een kruisje in top. De scepter eindigt in een druiventros. | |
[pagina 67]
| |
Werd nog teruggevonden: een gouden halssnoer met diamanten kruis, gelijk de vrouwen van den buiten er veel droegen in 't begin der vorige eeuw en heden ten dage, te boere, nog veel als ‘beste halssieraad’ gedragen wordt. De vijf zilveren ex-voto's werden ongedeerd terug gevonden. Die ex-voto's zijn vervaardigd uit licht zilver; zij zijn echter belangwekkend in geschiedkundig opzicht. Hier volgt de beschrijving: 1. Ex-voto in zilver in den vorm van een ovaal hart. | |
[pagina 68]
| |
5. Eindelijk een klein ex-voto in zilver en hartvorm. Op den feestdag van O.L. Vrouw Opdracht (21 Nov.) 1923 werd de heropgebouwde kerk door Deken Camerlynck ingezegend en geopend. Het Beeld werd, op dien dag, uit de ‘Barak’ daarheen overgebracht. Het kreeg zijn plaats boven het altaar in de linkerzijde van het kerkeschip. Rond het beeld hangen reeds een paar sloepjes. Met de naaste novene zal O.L. Vrouw van Lombartzyde, zooals voorheen, midden in de kerk, in vollen tooi en ‘op haar beste’ ter vereering der geloovige menigte uitgesteld worden. Nieupoort. Juul Filliaert. |
|