‘Ik zal u de boete betalen
En 's konings recht voor het malen’.
Straks speelde hij op zijne fluit,
De komiezen vielen aan 't dansen
A la mode van de duitsche mansen
Met elk een mudde op hun hoofd,
Als twee gekken van zinnen beroofd.
Hoe meer de schaper op zijn fluite
De duitsche deuntje tureluite,
Hoe meer zij sprongen hoepsasa,
Op-signortje du-haut-en-bas.
De schaper speelde zonder staken,
Het zweet berstte uit hunne kaken.
Zij riepen: Schaper, om Gods wil
Zwijg toch met uw fluiten wat stil.
Neen, zei de schaper, geheel uw leven,
Of wildet gij mijn meel weeregeven,
Moet gij dansen den duitschen dans
Of eens geestig dansen op het fransch.
Genade, riepen zij al janken.
De schaper zei: Geef mij zes franken
En laat mij met mijn meel vrij gaan,
Ik zal u van het dansen ontslaan.
Wij zijn tevreden, zeiden zij brave.
Zij hem zijn zakje meel weergaven
Met nog elk drie franken daarbij.
Gij gaat maar vrij, schaper, zeiden zij.
Zoo klonk het liedje over 72 jaar te Loo in 't diepste van den Noordhoek. Opgeteekend door M.V.H. en vriendelijk medegedeeld door Heer P.V.
- 't Verschilt merkelijk met de lezing die gedrukt staat in Rond den Heerd, XXIV, 1889, bl. 401. Zou er nog iemand den voois kennen? - B.