Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||
[Nummer 10] | |||||||||||||||||||||||
Losse aanteekeningen over Sint-Andries.III. Sinte-Anna-ter-Straten.BETFERKERKE, Sint-Andries, Sinte-Anna-ter-Straten, drie verschillende benamingen die door elkaar gebruikt worden om de oude abdij-parochiekerk van Sint-Andries aan te duiden; door elkaar, maar toch met een zekere schakeering. Betferkerke zou de oorspronkelijke plaatsnaam zijn. Sint-Andries zou verwijzen naar de stichting der abdij, dit is naar ± 1100. En S. Anna-ter-Straten? Sedert wanneer is de gedachtenis der H. Moeder Anna aan de kerk verbonden? De meeste schrijvers die over de parochie handelen, hebben zich niet eens die vraag gesteld. Zij die zich de vraag wel stelden, meenen dat S. Anna de oorspronkelijke titel is van het oude Betferkerke. Deze oude titel zou ietwat op den achtergrond verdrongen zijn geweest door de stichting van het klooster ‘ter eere van Sint Andries’. August van Speybrouck schrijft: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||
‘Sinte Anna was de patrones van de eerste kerk, van Straten’Ga naar voetnoot(1); en de Beschrijving is even uitdrukkelijk: S. Anna ter Straten ‘omdat S. Anna de patrones was der eerste kerk die de abdij voorafging’Ga naar voetnoot(2). Het is wel jammer dat deze schrijvers, die zoo zeker schijnen van hun stuk, ons niet naar de bronnen hebben verwezen. Er is, rneen ik, tot nog toe geen enkel bewijs geleverd, geen enkele oorkonde aangeduid, waaruit men kan afleiden dat, vóór 1100, S. Anna als titelheilige te Betferkerke werd vereerd. Dit feit zou toch van belang zijn voor de geschiedenis der heiligenvereering in Vlaanderen. In onze gewesten is de devotie tot de H. Moeder Anna eerst laat in de middeleeuwen ontstaan, al is ze dan ook op verbazend snelle wijze ontwikkeld. Men mag veronderstellen dat het overbrengen der relieken van de heilige, door de kruisvaarders meegebracht uit Palestina en geschonken aan de Sint-Niklaaskerk te Gent, den inzet teekent der devotie in Vlaanderen. Volgens overlevering zal deze translatie gebeurd zijn in 1101Ga naar voetnoot(3). Laten we dezen datum voor juist aannemen - geschiedkundige feiten worden niet zelden door de overlevering onverdiend met een eerbiedwaardige oudheid omkranst - dan moeten we toch veronderstellen dat er een heele tijd verliep vooraleer die plaatselijke Gentsche devotie tot volksdevotie over geheel Vlaanderen uitgroeide. Nu is het een algemeen verschijnsel dat de keuze van een kerktitel wordt bepaald of door de liturgische devotie ofwel door de volksvereering. Een liturgische S. Annavereering bestond bij ons zeker niet in de xi-xiie eeuw, en van een volksdevotie is blijkbaar dan nog geen spoor te vinden. Is er nu reeds, vóór 't jaar 1100, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||
in de omgeving van Brugge een kerkje tot stand gekomen dat onder de aanroeping der H. Anna schuilde, dan is dit voor de geschiedenis der heiligenvereering in onze gewesten een zeer merkwaardig feit. Onmogelijk is de zaak niet, maar het ware toch iets uitzonderlijks; en zoolang we hiervoor niets anders krijgen dan beweringen zonder bewijzen, is het voorzichtig er niet veel geloof aan te hechten. Meer waarschijnlijk is het, dat deze vereering van de H. Anna van veel lateren oorsprong is, en dat de oorspronkelijke titel van het bedehuis Sint Andries was. Apostels hadden zeer vroeg een liturgischen cultus en werden dikwijls tot titelheilige gekozen, en onder de apostels neemt S. Andries een der eerste plaatsen in. De kerken te Woumen, te Zande, te Aartrijke en te Bikschote staan onder zijn aanroeping en de overlevering wijst hem nog aan als de oorspronkelijke beschermheilige van de aloude Sint-Maartenskerk te Ieper. De vroegste geschiedenis van Betferkerke is nog ‘duister op vele plaatsen’, maar dit schijnt toch vast te staan, dat Tankmar van Straten reeds vóór 1095 het plan had opgevat bij de bestaande kerk een klooster op te richten, terwijl de monniken er eerst veel later, in 1117, hun intrede deden. Tusschen deze twee datums komt de kruistocht (1095) en de vermeende verschijning van Sint Andries aan Graaf Robrecht voor de muren van Antiochië (1098): het feit dat algemeen als aanleiding wordt opgegeven tot de stichting van het Sint-Andriesklooster. Maar reeds in 1100 spreken, zoowel bisschop Balderik van Doornik als Graaf Robrecht van een bestaande Sint-Andrieskerk te Straten. Veronderstellen we dat de verschijning van den apostel aan Graaf Robrecht een historisch feit zij, dan zal de graaf, in dank voor de inname van Antiochië, beloofd hebben, niet een S. Annakerk te veranderen in een S. Andrieskerk, maar eenvoudig de reeds bestaande S. Andrieskerk te Straten een nieuwen luister bij te zetten door de stichting van een kloosterGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||
S. Anna, als we de betrouwbare oorkonden nagaan, verschijnt eerst veel later in de geschiedenis der parochie. In het Woordenboek der Toponymie van de Flou, is de oudste vermelding van 1349: Eglise S. Anne d'encosté S. André; maar deze vermelding slaat op het klooster der Karthuizerinnen, S. Anna ter Woestine, waarvan de stichting tot 1348 teruggaat. Voor het midden der veertiende eeuw is deze verkiezing van de H. Anna als titel van het nieuwe bedehuis geen uitzondering meer: toentertijd was deze heilige in de volksdevotie zeer vereerd. De tweede vermelding bij de Flou is van 1511-1523: ‘prochie S. Anne die men heet S. Andries’. Ditmaal schijnt wel de parochiekerk bedoeld, en hieruit mag men afleiden dat de S. Annadevotie in deze kerk in zulke mate bloeiend was, dat de oude benaming S. Andries hiermede ietwat in de schaduw kwam te staan. Wanneer is deze devotie begonnen en wat gaf er aanleiding toe? Op deze vraag geven de geschiedkundige oorkonden geen antwoord, maar ik meen dat het niet zeer moeilijk is te raden hoe dit alles gebeurd is. Het klooster S. Anna-ter-Woestine stond in zeer hooge gunst bij de bevolking, en daar de stichting juist samentrof met een alom merkbare en zich snel verbreidende ontwikkeling der Annadevotie, zal de kloosterkerk wel dadelijk een beevaartkerk geworden zijn. Een der vroegste weldoeners, Jan Robrecht, gaf aan het sticht een S. Annabeeld, dat tot aan de opheffing van het klooster als mirakelbeeld vereerd werdGa naar voetnoot(1). K. de Flou heeft uit de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||
Hallegeboden, voor 't jaar 1523, een tekst opgediept, waar het gaat over de beevaart ‘'t Sinte Anne buten deser stede’Ga naar voetnoot(1), wat ongetwijfeld verwijst naar de kloosterkerk van ter Woestine. Nu weten we dat, in 1492, het Karthuizerinnenklooster door de Gentenaars werd neergebrand en dat de zusters binnen de stad vluchtten, waar ze een klein klooster met kapel bouwden. De ballingschap was van korten duur, maar ik vermoed dat de gelegenheid door de parochianen gretig werd te baat genomen om de devotie in hun parochiekerk te vestigen. Laat nog de zusters haar mirakelbeeld binnen de stadsmuren in veiligheid brengen, de devotie heeft zich op de bevoorrechte plaats als vastgezet en de vrome pelgrim blijft er naartoe beevaren. Dit is een algemeen verschijnsel. Maar van de kloosterkerk bleven slechts verkoolde muren rechtstaan; het is begrijpelijk dat de pelgrims, na bij de puinen te hebben gebeden, zich richtten naar de nabijgelegen parochiekerk; en het is even goed begrijpelijk dat de parochianen, ook om de stoffelijke voordeelen door de beevaart meegebracht, al het mogelijke hebben gedaan om de godsvrucht der beegangers te voldoen en op te wekken. Zeker werd een beeld der heilige uitgesteld; wellicht werden nog beevaartsgedachtenissen aangeboden. In elk geval de beweging sloeg in, en toen de zusters naar 't oud klooster terugkeerden, was de beevaart als ontdubbeld. In 1547 spreekt men reeds van ‘de prochie kerke van S. Anne te Straeten’Ga naar voetnoot(2). En volgens Kan. Tanghe heette de parochiekerk voortaan ook ‘Beevaartskerk’Ga naar voetnoot(3). Ongelukkig geeft Tanghe geen aanduiding van tijd; hij heeft deze benaming gevonden in ‘een ouden naernloozen boek’. Misschien dagteekent dit boek slechts uit den tijd na de Geuzenberoerten, wanneer het zusterklooster voor goed naar Brugge was overgebracht, en de beevaarders, die, naar 't uitwijzen van 't woord zelf, het ‘varen’ in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||
't lijf hebben, liever naar Sint-Andries trokken dan naar de kapel binnen stad, en hier geen ander heiligdom meer aantroffen waar S. Anna vereerd was, dan de parochiekerk. Ik vermoed dat de parochianen met een ware voldoening den nieuwen titel, S. Anna, hebben aangenomen. Deze was toch een soort ‘reclame’ voor hun beevaart, en nog een middel om zich onafhankelijk te stellen tegenover de abdijheeren, waarmede ze, als naaste gebuurs, voortdurend in onmin leefden. Toch is de benaming S. Andries nooit volledig uitgeschakeld geweestGa naar voetnoot(1), en is binnen de kerk de eeredienst van S. Anna eerst laat tot zijn volle ontwikkeling gekomen door het oprichten van een eigen altaar. Den 13 Augustus 1642 deed bisschop de Haudion het kanoniek bezoek der parochiekerk en consecreerde de drie altaren: het hoogaltaar onder de aanroeping van S. Katarina, het nevenaltaar aan de Evangeliezijde onder den titel van S. Barbara, het derde, aan de Epistelzijde, onder den titel van S. AndriesGa naar voetnoot(2). Tanghe heeft, in het verslag van het decanaal bezoek in 1720, gevonden dat de kerk toenmalig onder de aanroeping stond van S. Anna, en twee altaren bezat, het hoogaltaar toegewijd aan S. Jozef, en een zijaltaar toegewijd aan S. AnnaGa naar voetnoot(3). Dat er dan slechts twee altaren waren, wordt hierdoor verklaard, dat de zuidelijke zijbeuk was afgebroken in 1680-81Ga naar voetnoot(4). Tanghe weet niet wanneer deze verandering intrad. Men kan geneigd zijn te denken dat het eerst na de verbouwing van 1680-81 was, maar eene oorkonde in het Bisschoppelijk Archief te Brugge leert ons dat dit | |||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||
vroeger gebeurde, althans vóór 1656. Daar dit stuk (gemerkt F, III) nog onuitgegeven is en niet zonder belang is voor de geschiedenis der beevaart, laten we het verder volgen. Dat in de jaren 1600 de beevaart in vollen bloei was, leeren we nog uit de volgende bijzonderheden, ontleend aan de Acta Episcopatus. Den 11 November 1680 was de bisschop de parochiekerk komen bezoeken en had ze in een zeer vervallen staat gevonden; wat aanleiding gaf tot de overeenkomst betreffende de herbouwing waarvan hierboven (bl. 92) is gesproken. De bisschop had gevraagd dat, tijdens de verbouwingswerken, de parochiediensten in de abdijkerk zouden geschieden; wat toegestaan werd. Maar toen in den zomer van 1681, de werken eenigszins gevorderd waren, weigerde de abt de parochianen nog langer herbergzaamheid te verschaffen, en zooals het gaat tusschen ‘goe geburen’, koos de abt het passend oogenblik om zijn besluit over te maken, n.l. den vooravond van het feest van S. Anna. Hoofdman en kerkmeesters namen dadelijk hun toevlucht naar Brugge; de bisschop was echter afwezig, en de groot-vicarissen wisten geen raad daar de bisschop alle diensten in de parochiekerk had verboden totdat hij, in h oogsteigen persoon, de herstellingswerken had onderzocht en goedgekeurd. In dien zin schreven ze naar den abt, maar abt Pìacidus vond hier nogmaals de gelegenheid om te bewijzen, wat hij overigens niet meer hoefde te bewijzen, dat de naam ‘Placidus’ voor hem zeer slecht gekozen was geweest. Hij weigerde. Laten we verhopen dat, niettegenstaande dit ontijdig bewijs van Benediktijner vredesgezindheid, parochianen en beevaarders zeer godvruchtig S. Anna hebben gevierd in de kerk met haar in stroo-gestopte ramen.
M. English. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||
Bijlagen.A. Inventaris van alle de ornamenten raeckende de kercke van St Anne ter Straeten ten jaere 1656.
|
1. | Een gheschildert op lynwaet. |
2. | Een van witte zyde met geluwe strypen. |
3. | Een root met swarte blommen turcksche stoffe. |
4. | Een heel wit van zyde ermosyn. |
5. | Een swart zyde damast met een witte valle met meer vander middelsten van diveersche gheblomde coleurenGa naar voetnoot(1). |
6. | Een saey gheblomt van alle coleuren. |
7. | Een swart say met een swarte en witte fryne met een papiere kant. |
8. | Een violet van syde. |
9. | Een violet van say met witte ende blauwe frynen. |
Tot den autaer van St Andries.
1. | Een root gheblomt met een zyde geluwe fryne en een papiere kant. |
2. | Een root say met witte blommen. |
Tot den autaer van St Anna.
1. | Een root zyde damast met bancxkensGa naar voetnoot(2) van de selve stoffe met sylver kanten. |
2. | Een root gheborduert met twee houtte versylverde lysten by donatie. |
3. | Een wit damast om daeghelicx, int midden St Catharina gheborduertGa naar voetnoot(3). |
4. | Een root damast met geluwe blommen ende met een zyde geluwe fryne. |
5. | Opden autaer de drie beelden van Jesus, Maria, Anna, syn daeghelickx ghecleet met saye kleederen, |
op heylighdaeghen met zyde kleederen, ende op de hooghtyden met gout ende sylver laecken, met drie sylver vergulde croonen van notabel ghewichte. | |
6. | Den autaer is verciert daeghelicx met goude lerenGa naar voetnoot(1) die er nevens hanghen. |
Sylver, tin ende metael.
1. | Twee vergulde kilcken wiens voeten alleen syn van coper vergult. |
2. | Een vergulde ciborie. |
3. | Een coper vergulde Remonstrancie in forme van een sonne omcingelt met sterren. |
4. | Aen St Anna syn opghehoffert goude ende silver Juweelen, te weten beenen, borsten, ermen, ooghen, ringhen, ketensGa naar voetnoot(2).
........ |
9. | Twee baneken inde zytbeuck. |
10. | Een tafelken voor credentie. |
11. | Een casse voor het lynwaet. |
12. | Een casse ofte buffet voor de casuyffels. |
13. | Een reliquie casse met de reliquien van de elf duysent maeghden. |
14. | Diveersche koffers dienende tot het bewaeren vande bewysen vande kereke ende de ornamenten. |
15. | Een menighte van opghehoffert was aen St Anna, ermen, beenen, handen, voeten, borsten ende diergelycke van alle soorten. |
B. Lofdichten tot Sinte AnnaGa naar voetnoot(3).
- voetnoot(1)
- Saint-André, Glossaire Toponymique. Ann. Emul. 1888, bl. 108.
- voetnoot(2)
- Bl. 18; ook nog' bl. 67, waar de noordelijke zijbeuk, met het beeld van S. Anna(?) boven den ingang, ons verkeerdelijk wordt voorgesteld als ‘de oude kerk van Betferkerke, men weet dat S. Anna de patrones was der kerk S. Anna ter Straten...’
- voetnoot(3)
- Zie Oorspronck, beginsel ende oudtheyt der devotie tot de H. Reliquien ende Beeldt van de H. Moeder Anna... Ghendt by de Weduwe Petrus Goesin, 1748.
- voetnoot(1)
- ‘...Vovit (comes) in quodam monasterio, prope Brugas sito, in honore eiusdem Apostoli consecrato, in ipsius veneratione monachos se instituturum. Oorkonde van bisschop Balderik, 1100 (Weale, Chronicon, bl. 13). Duidelijker nog is de oorkonde van Graat' Robrecht, van 't zelfde jaar (ibid. bl. 14): ‘a domno Baldrico episcopo impetravi, ut altare de Bethferkerka, que et Straten appellatur, in honore Beati Andree Apostoli fundatum, libertati donaret...’. Uit deze bewoordingen kan men afleiden dat de bisschop afstand deed van zijn rechten op een bestaande Sint-Andrieskerk te Straten, om er een kloosterkerk van te laten maken.
- voetnoot(1)
- Zie Beaucourt de Noortvelde, Description historique de l'Eglise N.D. à Bruges (1773), bl. 329, 333, 334.
- voetnoot(1)
- Woordenboek der Toponymie, col. 572.
- voetnoot(2)
- de Flou, a.w., col. 572.
- voetnoot(3)
- Beschrijving van S. Andries, bl. 3.
- voetnoot(1)
- de Flou, a.w., col 572: 1693 ‘daer die prochiekerke van S. Andries, wylent ghenaempt Bethferkerke... in staet’.
- voetnoot(2)
- Acta Episcopatus, 13 Aug. 1642. Den derden April van 't zelfde jaar had de prelaat de vier altaren der abdijkerk gewijd. Tanghe, a.w. bl. 7, schrijft ‘het vierde (altaar) ter eere van den H. Joseph en de H. Barbara. De Acta Episcopatus zeggen echter ‘quartum in honorem Sancti Judoci (S. Joos) et Sancte Barbare’.
- voetnoot(3)
- Aldaar bl. 7.
- voetnoot(4)
- Zie hierboven bl. 93.
- voetnoot(1)
- Te verstaan: altaarvoorhang of antependium waarvan de sierboord (boven en op de twee zijkanten) gebruikt wordt met meerdere middenstukken (vallen) die volgens de liturgische kleur veranderd worden.
- voetnoot(2)
- Bancxkens, ook passé of passette: de met het antependium meegaande bekleeding van de kaarsebank.
- voetnoot(3)
- Een antependium dat herinnert aan den vroegeren titel van het altaar. Was die verandering niet eigenmachtig geschied?
- voetnoot(1)
- Goudleder komt dikwijls voor als kerkversiering.
- voetnoot(2)
- Hier is een tusschenblad weggevallen. De verdere nummers behooren tot een nieuw hoofdstuk. Op de rugzijde van dit eerste stuk staat ‘Confrerie St Anna inde prochiekereke van St Andries’.
- voetnoot(3)
- Dit tweede stukje is van dezelfde hand als het voorgaande, en gaat dus terug tot 1656. Deze opschriften zullen wel altaar en kapel versierd hebben; enkele schijnen ‘ex voto's’ te zijn.