De invloed van de Vlaamsche uitwijkelingen in de geheele wijdte en breedte van Groot Brittannië, en tezelfder tijde de invloed van den handel met de Nederlanden, wordt voornamelijk tusschen de jaren 1100 en 1700 met pak en durf aangegrepen en blootgelegd.
Hoe lijvig het boek ook is, het is natuurlijk ver van volledig. Het is omzeggens enkel een begin, maar de waardige grondslag voor een gewrocht dat naar den arbeid wacht van menigen schrijver langs beide zijden van den plas.
De scherpe tegenstelling tusschen het Hervormde Geloof der uitwijkende Vlamingen van vroeger en de Katholieke Leer die het Moederland bleef aankleven, treedt meermaals sterk, doch helder en onpartijdig naar voren.
Saaie uiteenzettingen en stapels bijzonderheden worden met zulke geestdrift en in zulke gloedvolle taal opgedischt en ontwikkeld, dat men onwillekeurig blijft voortlezen waar men anders neiging zou gevoelen om toe te slaan.
In zijn tweede deel verzamelt Fleming voornamelijk de biografische gegevens van vooraanstaande Flemings. Het werk bevat verder een reeks goed uitgekozen illustraties.
Voetnota's ontbreken spijtig genoeg. De Schrijver verzekert ons echter dat hij alles zorgvuldig nagezien en vergeleken heeft met de algemeene bronnen waarvan hij een lange lijst voorlegt. In het opzoeken dezer bronnen botste Fleming op hetgeen hij noemt ‘het gemis aan belangstelling in hun eigen geschiedenis bij de Vlamingen zelf, genoeg om een mensch te doen wanhopen.’
Het werk mag warm aanbevolen worden niet alleenlijk aan elken zelfbewusten Vlaming of Nederlander (Nederland vindt er ook zijn deel in), maar aan alwie belang stelt in de eeuwenoude betrekkingen tusschen Engeland en de Nederlanden.
Het doel zelf van het boek is ten andere reeds een machtige aantrek. Dit doel wordt ons bekend gemaakt op bl. 402: ‘Tot hoever hebben de Vlamingen het Engelsche volk medegeholpen in het verwerven van een democratisch bestuur?’
R. Dumon.