Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Pijlsteert of djude.'T GEBEURT wel, dat onze visschers in hun netten een soort rocheGa naar voetnoot(1) vangen, die op haar langen zweepachtigen staart een gevaarlijken stekker met weerhaken draagt. In de wetenschap heet deze visch Trygon pastinaca. In 't Fransch: la pastenague, of raie armée. In 't Engelsch: Sting ray (Oxford Dictionary) van sting = stekker, angel. In 't Nederl.: pijlstaartrog. Onze Westvlaamsche visschers heeten hem algemeen pijlsteert. Deze van de Westkust (De Panne) heeten hem ook djude (m.). De naam pijlsteert is duidelijk: de gelijkenis van den stekker met een pijlsteert. Maar de naam djude? Hier moet waarschijnlijk niet gedacht worden aan djude = jude of jode (Fr. juif) maar wel aan djude = jude of Judocus. Mogelijks is een djude niets anders dan de naam van een scheepsvoorwerp, gelijkend aan den stekker van de pijlstaartrog, misschien een soort harpoen. Is er iemand, die 't weet? 't Is de moeite waard om 't nader 't onderzoeken. Scheepstermen, afgeleid van persoonsnamen, komen veelvuldig voor in de taal van 't zeevolk. In Holland heet een balk met aan het uiteinde een rol of schijf: doovejut d.w.z. doove Judocus. Het lichaam van dit beest is haast rechthoekig, van schaliegrijs tot zwartachtig gekleurd. De lange, smalle staart (een djakke, zegt het volk) draagt van boven een lange, scherpe pinne of stekker, achterwaarts gericht en met weerhaken bezet. 't Is een sterk en gevaarlijk wapen, gevreesd door 't zeevolk en goed door het beest gehan- | |
[pagina 167]
| |
teerd. Men zegt dat bij een krachtigen zweepslag van den staart de stekker door 't leer der laarzen steekt. De wonde is diep en pijnlijk en verzweert leelijk, leelijker nog dan de steken der pietermannen. Dit komt omdat de klieren der opperhuid van rond den voet van den stekker een vergiftig vocht afscheiden dat in de wonde kruipt. De beste plaats om het beest te grijpen is de top van den staart - dan kan het spartelen zooveel het wil. 't Voorzichtigste is den staart af te kappen en over boord te werpen. De vlerken zijn eetbaar, maar zij zijn weinig smakelijk. Best worden zij met azijn gereed gemaakt. De gesmolten lever geeft de pijlsteertolie, die bij 't kustvolk hooge in aanzien staat. In de meeste visschershuizen (in Heist althans) is er een fleschje met deze olie te vinden - een vuil stinkend vocht, dat gebruikt wordt tegen kwetsuren en alle uitwendig zeer, als verstuiking, reumatiek, zwelling enz. De pijlsteertrog kan zeer groot worden: er werden monsters van lm 75 lengte (de staart meegerekend) gevangen. In April, Mei komen deze beesten naar de kust. Zij verblijven anders op de ondiepe zandbanken. Zeldzaam zijn zij toch. Kleinere exemplaren worden wel eens in de garnaalnetten der strandvisschers gevangen. Deze pijlstaart is dicht verwant met een nog grootere roche der zuidelijke zeeën, de zeearend of groote pijlstaart (myliobates aquila), een zeer gevaarlijk monster, dat den mensch doodelijk kwetsen kan. Jozef De Langhe. |
|