Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
[Nummer 4] | |
Losse aanteekeningen over Sint-Andries.II. Het romaansch kerkje van Straten?VOLGENS de ‘Beschrijving’ is het romaansch kerkje van Straten, dat in de latere abdijkerk van Sint-Andries was ingebouwd, blijven rechtstaan tot aan den brand van 1869. S. verwijst hier naar de teekening van VerbruggheGa naar voetnoot(1), teekening die met den onnauwkeurigen titel ‘De kerk ten tijde der abdij’ wordt afgedrukt. Verbrugghe teekende omstreeks 1813-1819, toen het koor en het transept, de eigenlijke abdijkerk, reeds waren afgebroken, en slechts de beuken, die sedert 1241 als parochiekerk in gebruik waren, nog recht stonden. De zuidelijke zijbeuk was niet meer in wezen: volgens de ‘Beschrijving’ kon hij verdwenen | |
[pagina 90]
| |
zijn omstreeks 1632, toen de monniken opnieuw de abdij betrokken, of zelfs vroeger, in de geuzenberoerten, omstreeks 1585 (bl. 67). Dit is, zooals we dadelijk zullen zien, onjuist: de zuidbeuk werd gesloopt in 1680. Wat echter van meer belang is, is de dateering van den noordelijken zijbeuk die op Verbrugghe's teekening goed zichtbaar is, en door de ‘Beschrijving’ ons als volgt wordt voorgesteld: ‘zijbeuk in romaanschen stijl, die van de tiende eeuw dagteekent, en die misschien nog de oude kerk van Bethferkerke was. Men ziet er ook het beeld van St Anna, boven de buitenpoort (zijingang) geplaatst’Ga naar voetnoot(1). En verder, sprekend over den brand van 1869: ‘Wat de oudheidkundigen en kunstliefhebbers het meest betreurden, was het verdwijnen der schoone kerk, waarvan een der beuken de oude kapel in romaanschen stijl was, een der oudste uit Vlaanderen...’ (bl. 73).
***
In de veronderstelling, door S. vooruitgezet, steekt alles goed in elkaar: er was daar een landelijk romaansch kerkje, dat reeds voor den parochiedienst gebruikt werd vóór het ontstaan van het klooster. Dit primitief kerkje zal enkelen tijd door parochianen en monniken gezamenlijk gebruikt zijn geweest, tot dat de laatsten een ruimere, afzonderlijke kloosterkerk er vlak naast hebben gebouwd. Van den buitenkant bekeken scheen het gebouw een groote kerk met hoofden zijbeuken. Van binnen waren het twee afzonderlijke kerken: de hoofdbeuk diende tot abdijkerk, en had dienvolgens geen westelijken ingang; de afgemuurde noordbeuk was het oud kerkje van Straten dat als parochiekerk bleef ingericht. Jammer genoeg, de heele veronderstelling rust op lossen grond. Meer nog, ze is in tegenspraak met wat ons uit geschiedkundige oorkonden is bekend. We hoeven niet meer terug te keeren op hetgeen | |
[pagina 91]
| |
reeds bewezen is: dat de scheiding tusschen abdijen parochiekerk niet bestond in het afmuren van den noordelijken zijbeuk, maar dat de drie voorbeuken, door een hoogopgaanden muur van het koor afgescheiden, aan de parochie bleven voorbehouden. Hier hebben we het enkel over de dateering van den noordbeuk. In dezen beuk een bouwwerk van de tiende eeuw willen terugvinden, is alleszins meer dan gewaagd. In heel West-Vlaanderen is er slechts een gebouw dat met zekerheid aan de elfde eeuw kan worden toegeschreven, nl. de k rocht der abdijkerk te Meessen. Alles wat ons daarbuiten van romaansche bouwwerken is overgebleven dateert van de twaalfde, of zelfs van 't begin der dertiende eeuw. Moest de brand 1869 werkelijk een gebouw der tiende eeuw hebben vernield, dan zouden wij 't getreur en de spijt van ‘oudheidkundigen en kunstliefhebbers’ zeer redelijk vinden; maar vooralsnog meenen wij dat zij hun jammerklachten voor meer passende gelegenheden mogen sparen. Deze noordbeuk is niet een romaansch gebouw der tiende eeuw, zelfs niet der elfde, twaalfde of dertiende eeuw; hij is eene late verbouwing van 1680. Wat S. tot zijn verkeerde opvatting heeft gebracht, is zeer waarschijnlijk de teekening van Verbrugghe, waar alle muuropeningen, vensters en deur, met een volronde boog zijn bekroond. Maar deze vensteropeningen zijn veel te groot om er met den besten wil van de wereld een romaansch bouwelement in te kunnen terugvinden. We staan hier voor een onbeduidende barok-verbouwing van 1680-81. Op 14 November 1680 verschenen voor den bisschop van Brugge, Franciscus de Baillencourt: de abt van Sint-Andries, die als tiendeheffer in het onderhoud van de parochiekerk moest voorzien, en de pastoor en notabelen om te handelen over zekere veranderingen en herstellingen aan de parochiekerk uit te voeren. Daar werd beslist: dat de zuidbeuk zou afgebroken worden, met uitzondering van de O.L. Vrouwkapel, die op het oostelijk uiteinde van dezen beuk aan de eigenlijke abdijkerk paalde. Die kapel, die echter niets anders | |
[pagina 92]
| |
was dan een gewone travée in de afgemuurde voorkerk, zou tot sacristie worden ingericht. In de overige travées zou een muur met venster tusschen de pijlerbogen worden opgetrokkenGa naar voetnoot(1). Wat men aan dezen kant aan ruimte verloor, zou men aan den noordkant terugwinnen. Daar zou men de oorspronkelijke smalle en lage zijbeuk vervangen door een breedere, waarvan de buitenmuur op de rooilijn moest komen van de abdijkerk - zeer waarschijnlijk van den vooruitstekenden transept-armGa naar voetnoot(2). Om de onkosten van deze verandering te bestrijden, schonk de abt, voor een termijn van zes jaar, het derde van de tienden ‘behoudens hetgene van syn liberaliteyt... sal verwacht worden’. Dat dit beroep op de ‘liberaliteyt’ van den prelaat iets opleverde, is zeer twijfelachtig. Abt Placidus van Ockerhout had een zeer slecht karakter en lag voortdurend in oneenigheid met de parochie, met zijn eigen monniken en met zijn bisschop. Maar het voorgenomen werk werd uitgevoerd, zooals we later zullen zienGa naar voetnoot(3). De overeenkomst van 14 November 1680, staat in de Acta Episcoporum van 't bisdom Brugge en wordt hieronder afgedrukt. Opmerkelijk is het dat Kanunnik Tanghe in zijn parochieboekje van Sint-AndriesGa naar voetnoot(4) van de heele toedracht der zaak een juiste voorstelling gaf, zonder evenwel naar de bronnen te verwijzen. Dit deed hij overigens zelden of nooit; alhoewel hij doorgaans, zoo- | |
[pagina 93]
| |
als in het onderhavige geval, de geschiedkundige binzonderheden in zijn eenvoudige parochieboekjes aangestipt, aan betrouwbare oorkonden ontleende. M. English. | |
Bijlage.Overeenkomst van 1680 betreffende het verbouwen van den noordbeuk.Comparerende in het Paleys Episcopael tot Brugge op den eenentwintichsten dach der inaendt novembris der iaers O.H. sesthien hondert tachentich den Eerw. Heer Damp Placidus van Ockerhout Abt van Sint Andries ter eender zvde, den Eerw. Heer Joannes Fimbry, Licentiaet in de Goteyt, Pastor, mitsgaeders Jan Anecka, Hoofman, Pieter de Maere, Rickewaert Caluwaert ende Lievin van Speybrouck, kerckmeesters ende notabelen respectivelyck der Prochie van Sint Andries voornt ter andere, dewelcke om te nederleggen seker swaericheyt ende questie, die tusschen hun geresen was ter occasie vande reparatie vande Parochialekercke, ter intervenientie van syne Doorluchtichste Hoochwt Franciscus de Baillencourt, Bisschop van Brugge, syn veraccordeert inder manieren als volght; te weten, dat men afsmiten sal den zuydebeuck tot aende Capelle van onse Lieve Vrouwe, dewelcke dienen sal en opgemackt worden voor een sacristie, ende d'ander arceuren sullen gestopt worden met steenen, inde welcke veynsteren sullen gemaekt worden naer d'exigentie van het werck; ende aengaende de noortbeuck vande voors. kercke, sal verbreedt worden conforme den muere vande kercke vand'Abdye, dewelcke sal soodanigh opgetrocken worden, dat hy corresponderen sal aen het daecke vanden choor inder manieren dat 't al met eenen hanghenden daecke sal gedeckt wesen. Tot alle hetwelcke den Eerwsten heere Prelaet voorst, als thiendeheffer vande prochie van Sint Andries heeft veraccordeert ende presenteert twee jaeren van ses van syne thiende, te weten ses jaeren langhe, alle jaer een derde deel, waermede hy sustineert aen syn obligatie van thiendeheffer voldaen t'hebben, behoudens het goone van syn liberaliteyt tot het selve werck sal verwacht worden: Ende byaldien dat de voors. twee jaeren van ses niet suffisant en syn tot volbringen vanden voors. wercke, sal de resterende som me tot laste vande gemeente omgestelt worden volgens de placcaeten daerop geëmaneert synde. Aldus veraccordeert op het adveu ende welbehaeghen vande Heeren Burghmrs ende Schepenen s'landts vanden Vryen, ten daeghe, maendt ende jaer alsboven, ende in teecken der waerheyt is byde voorns, comparanten desen onderteekent als volgt: | |
[pagina 94]
| |
Placidus, Abt vàn St Andries. Joannes Fimbry pastor S. Andree. Dit is het marck + van Jan Aneka Hoofman
Pieter de Maeren.
Ryckewaert Calewaert
ende Lieven van Speybrouck.
Acta Episcoporum, Reg. 38, 21 Nov. 1680 |
|