Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIk ben de weg....Ga naar voetnoot(3)O 't goddelijk woord!
Ik ben de weg, de waarheid en het leven!
Beminden broeder, beste neef,
dien weg hebt gij bewandeld,
die waarheid was uw zonne,
dat leven wierd uw leven!
***
g'Hebt God gedrukt in 't herte van uw kinders,
de blijde jeugd, die uit uw woord
Gods woord vernam,
in d'helderheid van uw oogen
Gods beeld zag blinken,
God dierbaar wierd, en God beminde!
***
| |
[pagina 50]
| |
g'hebt God doen zinderen ringsom u,
in 't kristen vlaamschzijn van ons volk,
en ook
in 't kristenworden van de streken,
die verre en wijd, deur 't duisterend heidendom,
uit hemelschen dageraad. Gods licht zien breken!
..........
God en 't goed,
dat is en blijft de zucht van uw gemoed,
't gestraal van uwen geest,
de glans op al uw doen en laten!
***
Ik ben de weg, de waarheid en het leven:
en langst dien weg, hebt gij ne schat gevonden,
dat hert, dat lijk uw hert, van God verkoren.
met 't uwe, Frans,
verbonden wordt, en zal één herte uitmaken,
O blijft tweevoudig en maar één!
de liefde als weêrsching van Gods liefde,
de liefde moet dat hert bereiden,
dat zalig en tweevuldig één,
om later nimmer, nimmer meer te scheiden!
***
Beminden broeder, beste neef,
hoe menigmaal 'n hebt gons niet,
voor spel en lied,
zoo minzaam uit den nood geholpen!
geen wonder dat g'in onzen mond
vandage ons dankbaar dichtje vondt!
***
Drie Koningen schonken eens
hun uitgelezen hulde!...
goud... o dat 'n hebben we niet!
wierook... dat 'n geven we niet!
myrrhe... dat 'n groeit hier niet!
we junnen u
| |
[pagina 51]
| |
't gebed dat uit ons herte welt,
aanveerdt et, Frans, 't is kloostergeld!
***
Beminden broeder, beste neef,
zijt drijmaal Koning!
Koning eerst als kristen,
Koning ook als echtgenoot en vader!
en drijmaal Koninginne,
zoo blijft Marie de schat van God gegeven,
zoo blijft uw vrouwe, Frans,
de steun, de vreugde van uw leven!
***
g'hebt, o Frans, den zegen ontvangen
van uw goede uw dierbare Moeder,
den oude vlaamsche ‘God beware u’,
die zal meêgaan
lijk de zegen van God zelve!...
Frans, g'ontvingt den minnenden groet ook
van uw Zuster, van uw Tante,
d'huisgenooten in die weunste,
waar ge maanden, jaren lang, voor
God gewrocht hebt!
in die weunste,
waar uw beeld, bij 't zoet onthouden,
altijd zal aanwezig blijven,
voort zal roeren,
altijd voort van u zal spreken
met èn stemme, die ongehoord,
zooveel te dieper 't hert zal raken!
***
Met de Koningen, met de Wijzen uit 't Oosten,
en dragend, als gifte,
den heerlijken blomkrans van uw kinderen,
zoo gaat ge, Frans en Marie,
Van 't Aertrijcke hier beneên, naar
d'hooge stede, 't Hoogstade van hierboven!
Kortrijk, Verruelaan, 39. A. Mervillie. |
|