Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
[Nummer 2] | |
De beiaard van Nieuwpoort.DE zeer eigenaardige kerketoren van Nieuwpoort was, vóór den oorlog, heel West-Vlaanderen door bekend. Onder zijn kappe - in den volksmond ‘den hoed’ of ‘de lanteern’ genoemd - hing het befaamde beiaardspel. Langs een trapladder klom men van het platform, waar de groote klokken geborgen waren, naar de beiaardkluis. Dat was lijk een duivekot. In een hoek en overwerreld met schraagbalken stond het beiaardklavier met de houten toetsen. De draden klommen door de planken zoldering naar de verschillende klokken en de beiaardier moest lederen pijwanten aandoen om dat getuig te behameren. Die beiaard was een van de schoonste van 't land. Hij was een jaar vóór Maria-Theresia, in 1739, ingehuldigd, bestond uit veertig kleine en groote klokken en had dertig duizend florijnen gekost. Het plaatsen en schikken duurde een paar jaren. Immers een pas | |
[pagina 34]
| |
ontdekte oorkonde van 1736 leert ons dat in dit jaar tien klokken naar Nieuwpoort verzonden werden ‘tot vervullynghe van t'nieuw clockspeel’. Deze klokken waren gegoten te Leuven; het getuigschrift der wetheeren van Nieuwpoort moest de vrijheid van tol en octrooi verzekeren bij het vervoer van de klokken. Het stuk luidt als volgt: ‘Burghmeesters ende Schepenen der stede ende port van Nieuport attesteren ende certifieren dees de thien locken t'samen weghende, volghens het schael ghewighte ende de waeghe der stadt Loven, seven duysent ses hondert drye en veertigh ponden brabant ghewighte, gheteeckent met het waepen deser stede ende port van t'selve Nieuport, soo oock de daertoe noodighe ysere dippels, de welcke uyt de stadt Loven naer de gonne van Nieuport worden toeghestiert ende ghesonden, syn ghedestineert tot vervullynghe van t'nieuw clockspeel van t'selve Nieuport; ende oversulex heel de Provincie van Vlaenderen door syn vry ende exempt van alle tollen, passagie ende andre ongelden volghens de concessien ende privelegien van de graven en de gravynnen van Vlaenderen aen de voorzeyde stadt Nieuport toegestaen. In kennisse der waerheyt hebben wy dese ghedaen expedieren onder de contre-zeghel van saecken dezer voornoemde stede ende port ende teeckenen door onsen Eersten Raedt ende Greffier desen XIen Xbre XVIIe ses en dertig, toorconde. J. Van Vossem.’Ga naar voetnoot(1) De beiaard werd bespeeld op zon- en feestdagen; gedurende de kermis-week van Sint Jan die begon met den eersten Zondag na Sint-Jan den Dooper, 24 Juni; in de kermisweek van Sint-Michiel, die begon den 29 September; en op de marktdagen d.i. den dinsdag en den vrijdag van iedere week. *** De bijzonderste herstellingen aan den beiaard werden uitgevoerd in de jaren 1839-1880, door de klokkengieterij | |
[pagina 35]
| |
Van Aerschodt van Leuven.Ga naar voetnoot(1) Een eerste rekening in 1845 door A.L.J. Van Aerschodt zelf opgemaakt en onderteekend, luidt: ‘Debet het bestier der stad Nieuport aen mij A.L.J. Van Aerschodt, klokgieter Loven, over vergieting van drie byaerdkloken (sic) voor gemelde stadt, te weten: Gewicht der oude klokken: n. 1, 166 Kilos; n. 2, 46 K. en n. 3, 31 K.: te zamen 243 K. of 518 14/16 Pond brabants ende naer 25n aftrek versmelting, rest zuver 493 dito pond à 10 stuyvers courant pond. C. 246.10 of francs 447.13. En 22 ponden nieuwe klokespyse is fr. 72. Reyse naer Nieuport op verzoek van gemelde Heeren, fr. 25.’ Deze voorloopige kwitantie is afgegeven geweest bij den heer Louis De Roo, lid van den gemeenteraad, die den 4 Januari 1845 de rekening per mandaat betaalde en den klokgieter in postscriptum herinnerde aan de ‘belle’ die hem voor present beloofd was.Ga naar voetnoot(2) In Januari 1871 leverde het huis Van Aerschodt drie nieuwe beiaardklokken en hergoot een oude; in Maart 1879 werden vijf klokken naar Leuven gezonden; blijkens de rekening van den klokgieter waren zij tegen Juli van hetzelfde jaar tot vier nieuwe hergoten.Ga naar voetnoot(3) *** Door groot en klein was ons beiaardspel steeds gegeerd; 't was met het leven van de stad vergroeid. Het wekkerde en klonk over de huizen driemaal te weke, nog in de jaren vóór den oorlog: den dinsdag en den vrijdag; dit waren de aloud beschreven marktdagen, en alhoewel er werkelijk maar den vrijdag markt gehouden werd, toch was het spel op den dinsdag behou- | |
[pagina 36]
| |
den, lijk in den ouden tijd. Op deze dagen speelde de beiaard een half uur vóór noen; 's zondags zong hij na de h oogmis en na den noen van een en half tot twee uur, naar gelang de klokkenist goesting en... inspiratie had. Er waren twee beiaardiers door de stad bezoldigd; de eene trok 175 frank en de opperbeiaardier 200 frank per jaar. Zij wisselden malkaar af. Ook waren de uitvoeringen van ongelijk gehalte. Men kon in stad dadelijk vermonden wie er op het klavier hamerde. De opperbeiaardier Deschieter was een handig en beslagen speler. Hij speelde liefst van al volksliedjes. Achtmaal op tien begon hij zijn concert met: ‘Als vader Adam nog 'n jonkman was, En speelde op viole en op contre bas....’. Het trippelwijsje sprenkelde blij en helder boven de stad open. Heel de reeks volksliedjes: Het Looze Visschertje, Pierlala e.a. werd erdoor geslagen en den zondag achternoen zaten de menschen dan, 's zomers, tegen de gevels geleund of luierden op hun achterplekske en horkten naar die weelde van klanken die over de stad neerrammelden en in de schoone ruimte opensprongen lijk glanzende zeepbellen. In de jaren 1909-1910, toen de strijd gevoerd werd voor de vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool, werd ook in den gemeenteraad van Nieuwpoort een wensch tot vervlaamsching gestemd. Sedertdien werd de beiaard op 11 Juli bespeeld; toen klonken ook voor de eerste maal boven de stad: Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief - Omdat ik Vlaming ben - Waar Maas en Schelde vloeien - en de Vlaamsche Leeuw. Meer en meer kwamen die liederen vooi in het spel van feest- en kermisdagen.
***
Op zaterdag 17 October 1914, in den vooravond rond vijf uur, werd de beiaard vernield. De Belgische Legerstaf bevond dat de kerktoren een mikpunt was voor het vijandelijk geschut. Onze genie deed het bovenste gedeelte van den toren met dynamiet springen | |
[pagina 37]
| |
en heel 't gevaarte stortte in een donderend gedruisch en met geklingel en getinkel van bellen en klokken naar beneden. Zoo was onze geliefde toren van zijn ‘hoed’ beroofd; de schoone beiaard lag onder en tusschen dien akeligen hoop steenen gespleten en geborsten; gedurende de oorlogsjaren hebben de soldaten duizende en duizende ringen uit het verhakkelde brons gevijld. In Maart 1915 kwam een Engelsche officier van het Royal Naval Aeroplane Squadron, Sir George Paxton, naar Nieuwpoort op onderzoek en vond bij en rond den toren een bende soldaten aan 't plunderen. Den 23 Maart 1915 schreef hij aan den burgemeester van Nieuwpoort een brief waarin o.m. voorkomt: (ik vertaal vrijelijk): ‘Ik bezocht heden de puinen uwer ongelukkige stad en stelde vast dat nagenoeg alle voorwerpen van waarde uit de schoone kerk verdwenen waren; eveneens de beiaardklokken. Ik ontmoette twee Belgische soldaten met een klok beladen. Ik heb die klok afgenomen en ze op een veilige plaats geborgen. Als deze gruwelijke oorlog zal ten einde zijn, zullen uwe stad en uwe kerk ongetwijfeld heropgebouwd worden en 't zal voor u een voldoening zijn die klok weer in den nieuwen beiaard te hooren spelen.’ Hierbij geeft de edelvoelende officier zijn adres en zegt dat, moest hij zelf in den oorlog bezwijken, men met een zijner onderhoorigen die over de zaak ingelicht was, in briefwisseling zou kunnen treden. Na den oorlog werd de klok door den Engelschman aan de stad Nieuwpoort teruggeschonken. Er werd nog een tweede klok te Nieuwpoort teruggevonden, doch men betwijfelt of ze van den beiaard voortkomt; 't kan wel een van de vele kleine klokjes uit een kerk of kapel van de stad zijn. Dit is in alle geval het eenige dat nog heden ten dage van den vermaarden beiaard van Nieuwpoort overblijft.
J. Filliaert. |
|