Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
[Nummer 12] | |
Loterij en volksleven te Brugge vijfhonderd jaar geleden.DE loterijen hebben nu, hier te lande en daarbuiten, grooten trek en aantrek; de lotjes worden waarlijk uitgevochten, en te allen kante is het van lotjes en loterij dat de tongen slaan. De trekking gaat nu ook ‘met den mekaniek’ en 't is maar bij 't koopen van de lotjes dat er nog een tikske bijgeloof opkomt: dat ge (om geluk te hebben) uw lotje moet doen koopen door een blinde, of door een kind, of door iemand die op een Vrijdag in de Meimaand geboren is...; sommigen zullen nog een keerse ontsteken voor Sint Antonius, den patroon van de goede neringe en de winste. Onze voorouders kenden al, vijfhonderd jaar geleden, 't spel van de loterij; de Brugsche oorkonden leeren ons hoe ze daarbij te werk gingen. In 't jaar 1446 was de Brugsche gemeentekas in soberen staat; om die ijlte te vullen schreef het stadsbestuur twee loterijen uit die zeer medesloegen. 't Was | |
[pagina 290]
| |
meester Pieter van den Vagheviere, griffier der Schepenkamer, die met de inrichting en het beheer van de loterijen belast was; de acht klerken van de Vierschare stonden hem ter zijde. Die ridders van de penne hadden dagenlang hun pluk om de honderden ‘lot brievekens’ te schrijven en te zegelen. Zij moesten daarenboven zorgen voor de ruchtbaarheid. Aan de kerkdeur van Sint Donaas, vóór de Halle en op de Beurs lieten zij bordjes (barderen) met de aankondiging van de loterij uithangen. Maar dit was niet voldoende. Zij schreven bri even en zonden er boden mede uit, naar de bijzonderste gemeenten van het graafschap; daarbuiten nog naar Doornik, Valenciennes, Atrecht, Kamerijk en Bergen in Henegouwen. Premiën werden uitgeloofd aan degene die inschrijvingen van buiten de stad aanbrachten. De lotjes werden verkocht tegen een pieter of drie stuivers grooten 't stuk. De prijzen waren in klinkende munt. Het groot lot won de scrooderije d.i. de inkomsten van een stadsofficie berekend op 400 pieters of 60 pond grooten. Daarnevens waren loten van 200, 100, 50, 20, 10 en 5 pieters. De tien eerste en de tien laatste uitkomende kregen ook een prijs en er was nog een prijs op het ‘meest inlegghen’. Ten Oogste waren er 4701 lotjes verkocht binnen en buiten Brugge; er waren deelnemers uit Noordholland (Kennemerland), Gelre, Aken, Aberdeen in Schotland, Londen, Spanje en Venetië. Brugge was in die jaren zijn wereldmarkt nog niet kwijt. 't Was trekking den 29 Oogst 1446. De markt zag zwart van 't volk. In 't midden op een ‘scafoot’ (schavot) of verhoog zaten plechtig aan een lange tafel, onder een gespannen zeil: de griffier en zijn zes klerken. Op de tafel blonk een groote koperen busse: 't was daaruit dat twee ‘ghesellen’ overhands de lotjes trokken. Aan den voet van dit verhoog zaten de schepenen der gemeente met twee klerken die eveneens de winnende nummers opteekenden. De baas uit ‘den Blenden’ tapte de eene kan wijn na de andere om den dorst | |
[pagina 291]
| |
van de aanwezige wetheeren te bestrijden: want het was een heete zomersche dag! Er moest daar beneden en daarrond een bonte wemeling van volk zijn; in de bewaarde briefjes zijn de volgende beroepen vertegenwoordigd: ‘hantscoewerker, calcdragher, cardemageghe, scaelledecker, sceppere, scipwerkere, paternostermakere, landmeter, backere, scipper, wyntapper, mersenier, zelversmid, brauwer, cordewanier, drapierere, frutenier, boghemakere, striker van der ouder halle, bouchier, wulleslagher, corier, vueghelhuusmakere, pottrebackere, lakensnyder, oude cleedecoopere, varsschevischcoopere, patinemakere, scaelwettre, parmentier, flasschemakere, messagier, lamwerker, pourpointier, wapenmaker, specier, oude cleedernayer, scilder, cammemakere, speghelmaker, wielmakere, barbier, mutsescheerer, hudevetter.’. In iedere reeks van tien lotbriefjes was er een prijs (een ‘tienste’) van 3 pieters; hiervan is de lange lijst bewaard die ons een geestigen kijk geeft op het volksleven van dien tijd. Immers op hun lotbriefjes lieten de menschen hun naam of hun naam met een spreuk of een kenspreuk alleen opschrijven. En wat er nu al op die briefjes staat die daar op het ‘scafoot’ werden uitgetrokken en afgeroepen? Eerst en vooral berijmen verscheidene deelnemers hun wensch om het groot lot te winnen: - Drie ghesellen up 't Groene,
tmeeste ghelt ware wel hare doene.
- De ghesellen in de nieuwe stove
hebben zij tlot zy zullen hen beloven.
- Willem Malin ende Pieter Bast,
waren gheerne van de lote vast.
- Den houc van sinte Marie strate,
hoe zoudse ant beste lot gheraken.
- Tghelt van xvij buersen, bachten Scottersmuere,
name gheerne goed aventuere.
- Viere ghesellen ten noordhende vande hoede-
makers strate,
zouden gheerne ant beste lot gheraken.
| |
[pagina 292]
| |
- Margriete Ritchaerts en Gillot,
namen gheerne tbeste lot.
- Spinnette Colomboot
hadde gheerne tbeste loot.
- De ghesellen vander Wijnzacstrate,
zy zouden gherne tbeste lot rapen.
- Willekin Stroyman van Belle
zoude gheerne zestig pond grooten
tzine prouffiten tellen.
- Drie raeu ghesellen ende een vet,
name gheerne wat veths, ant cleercoopen.
- Zes lieden comen uut Zipers gheseylt,
zy namen gheerne wat voor hun ghelt.
- Wy wellin zessen,
wy en zouden niet gheerne het upperste lot messen.
- Dieric Jansz. vander Heye:
tmeeste lot zoude hem wel greyen.
Veel deelnemers stellen hun betrouwen op de Goddelijke Voorzienigheid: - Lauwers de Prikene ende Barbele van Biervliet,
die hadden gheerne met Gode en met eere yet.
- Jan Moen en Antheunis van Barelare,
God wilse beede bewaren.
- Wilt God
Dordrecht sal hebben een lot.
Diric van Buren berijmt een vroom dankgebed: Gode lof van al
wat Bueren hebben zal.
Groot is het betrouwen op de voorspraak van Maria; velen doen beroep op hare bedevaartplaatsen en wonderbeelden. - Ic beveilt Gode ende Onse Vrauwe.
- God ende Marie diet al verleent.
- God hebs deel ende Maria.
- Onse soete Vrauwe van Alsberghe ende van Allen,
die moet ons wachten van mesvallen.Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 293]
| |
- Onze zoete Vrauwe van Amelsvoort!Ga naar voetnoot(1)
- Onse vrauwe van Ardenburch! tweemaal vermeldGa naar voetnoot(2).
- Onse zoete Vrouwe in sinte Christoffels cappelle!
(Deze kapel stond vroeger tusschen de Groote Markt en de Eiermarkt). - Onze zoete Vrauwe van Answyc! n.l. Hanswyck te Mechelen. - Wat zal hebben Onze Vrauwe van HulsterlooGa naar voetnoot(3) met Alaert van den Driessche? - Onse zoete vrauwe van Liense (Notre-Dame-de-Liesse: het beroemde bedevaartsoord bij Laon in Frankrijk). - Maria van Pitthem, ora pro me. - Onse Vrauwe van Ruusselede!Ga naar voetnoot(4) De echte Bruggelingen vergaten het Heilig Bloed niet en rijmden met betrouwen: - Thelich Bloet verleene Magdaleenekin de Frane een goed lot. - Helpt God ende thelich Bloet,
dat Heinric van Ghelre ende Andries
een goet lot ghevalen moet.
- Helpt God ende thelich Bloet,
tbeste lot ware over goet.
De bekende reliek van het Hostiebloed te Wilsnack (in Pruisen) is tot tweemaal toe aangeroepen: - Beraert helich bloet van Wilsenake,
dat Grietkin Roobe een lot gherake.
| |
[pagina 294]
| |
- Helpt God ende thelighe bloet van Wilsnake, die moete Nielkin van den Poele goed lot gheraken. De Heilige Kruisen van langs de zee hebben hun vereerders: - Tzoete cruce van Wendune!
- Tzoete cruus van Biervliet!Ga naar voetnoot(1)
De groote vereering van de Nood Gods van Lede komt tot uiting in deze rijmen: - De noot Gods van Leden,
wille ons goede avontuere geven.
- Nood Gods van Leden helpt ons zessen,
wij nemen zo gheerne tbeste.Ga naar voetnoot(2)
Nu begint een ware Litanie van alle Heiligen: - Helpt God ende de goede sinte Gabriel.
- Helpt God ende sinte Pieter.
- Helpt God ende de goede sint Jacop.
- Wat zal hebben mijn here sinte Jacop;
wilt wel, het comt wel.
- Sinte Berthelmeus. bi Jan de Aze.
- Beraet God ende sint Jan ende sinte Angniete.
- God, de goede sint Jan en sint Joos
die zien Onze Vrouwe altoos.
De schaliedekker Jan van Wijc betrouwt op zijn patroon: ‘De goede sinte Jan beraed scaelgen’. | |
[pagina 295]
| |
- Helpt God ende Sint Josep.Ga naar voetnoot(1)
- Heere sinte Maertin
wilt ons vanedragher zijn!
- Beraet God ende sinte Niclaeus.
- God hebs deel en de goede sinte Bave.
- Zinte Loy van Sinte Salvatoor.Ga naar voetnoot(2)
- Beraet God ende Sinte Dominicus.
- Sinte Niclaeus van Tollentin.Ga naar voetnoot(3)
- Helpt God sint Eeuwout ende sinte Rombaut
van Mechelen.Ga naar voetnoot(4)
- Aechte.... helpt sint Gillis!
- Mijn heere zinte Obrecht.Ga naar voetnoot(5)
- Sinte Erasmus.
- Per sint Julien.
- Helpt God ende de goede sinte Sebastiaen.
- God bewaert tgelt van drie vrauwen
ter heere van zinte Victoor.Ga naar voetnoot(6)
- Sinte Marie Magdeleene buten Brugghe.
- Sinte Katheline ende sinte Baerbele.Ga naar voetnoot(7)
- Reyne maecht sinte Ontrecomere.Ga naar voetnoot(8)
| |
[pagina 296]
| |
- Sint Renoud van Muntenbane,
wil ons verbliden zo ic wane.Ga naar voetnoot(1)
Buiten die processie van al de parochiën en kapellen wandelen er lustige broers, wijsgeeren en aardigaards die 't lotje ‘op hun maniere’ invullen; er zit meestal leute bachten en.... mysterie! - Wy hadden lievere zonder letten
vierhondert pieters dan vier lettren.
- Wat hebben twee vette scapen in eene maghere
weide?
- Grietkin, Callekin, Barbelkin drie ghezusters
ende elc heift een zuster.
En op een ander briefke hebben dezelfde drie maagden
‘elk een broeder’.
- Nameloos hoopt up zine name.
- Dop en snot en God gheve hem ramp diet gaf.
| |
[pagina 297]
| |
- Goede knechten zijn goede ware,
wat hen ghebuert voor thare.
- Wy haten ter Sluus goeden harijnc,
dat coste ons ghenouch be onse palijnc.
Pieter Ydde, de baas uit de Zwane, rijmt (over hemzelf of zijn uitsteekberd?): - De zwane heeft platte voeten.
Dartele Tone zet er zijn lapnaam bij:
- Lacke Thuene die men (h)yet Thuene Thuus-niet.
Wijzeman berijmt zijn berusting:
- Wat baet ghetruert
die niet ne ghebuert?
Een droomerige dichtersziel vraagt:
- Wat comd in den blauwen hemel!
Een paar hebben blijkbaar de taal der goochelaars afgeluisterd: - Come voort ghereet,
comt het es verkeert.
- Ware wech ghelt
commet weder het wert ghetelt.
En 't slot van de rekening: - Et es uut
troupen van den cockuut.
Spijtig genoeg dat er maar een op acht van die lotjes bewaard bleef!Ga naar voetnoot(1) Wat zouden we al niet uit die zooveelmaal zeven verlorene briefkes hebben kunnen zanten! E. Neylants. |
|