Smedevelt, te Lier, 1442 en te Itegem: ‘inter campum dictum Smeetsvelt,’ 1434.
Smedeackere, te Ruiselede, 1457.
Backten Smeden, te Brugge, bij de Vrijdagmarkt (het Zand), 1305. Zie ook Smedestraat te Brugge: ‘in vico fabrorum extra arenam’ 1288; de vertaling toont dat in 1288 de beteekenis van het woord reeds verloren was; zie nog te Hallaar: ‘jnde Smedestrate biden Zantschen wech,’ 1453.
J.D.S.
Begrafenis te Yper in 1714.
De Fransche heer Nomis bezocht de stad Yper in 1714. In zijn dagboek teekende hij het volgende aan:
‘Ziehier een eigenaardig gebruik bij de begrafenissen dat ik heb zien gebeuren alhier in een parochiekerk waar ik binnen trad. Middenbeuk en koor waren van ends en tends met versch stroo overdekt. Het lijk was voorafgegaan door een groot aantal kinderen met roode, blauwe en zwarte bannieren; daarop volgden de geestelijken; achter hen gingen de familie en vrienden van den overledene: ze droegen alle een keerse in de hand. Op den disch van de kerkmeesters waren veel brooden op elkaar gestapeld, lijk de toonbrooden van het Oude Testament, voor de armen. Ten offer draagt men een gebak en een pot wijn; zoo deze pot ledig is, dan legt men er geld in voor de waarde van den wijn die er zou moeten in zijn. De familie en vrienden van den overledene gaan ook ten offer en laten er hun keerse met een muntstuk er bij’.
- Annales du Comité Flamand de France, XXII, 1895, bl. 461.