Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Jansenius in zijn jeugd.OP het Vaticaansch Archief berust een bundel bescheiden over de benoeming van Jansenius tot bisschop van Yper. Cornelis Jansenius, rector der Leuvensche Universiteit, was door onzen landvoogd, den Kardinaal-infant Fernando, in 1635 aangeduid voor den bisschopszetel van Yper. De internuntius Stravius leidde het gebruikelijke onderzoek over de hoedanigheden van den candidaat. Het verslag moest naar de Romeinsche Congregatie van het Consistorie gezonden worden. Daar Jansenius uit het hervormde Noorden afkomstig was, wilde de Congregatie de volstrekte zekerheid hebben dat zijn familie rechtgeloovig gebleven was. Kanunnik Jan Wachtelaer, vicaris-generaal van het bisdom Utrecht, werd door den internuntius met dit onderzoek gelast. De broeder, vrienden en kennissen van Jansenius werden ontboden en verschenen te Utrecht den 25 Januari 1636 vòòr kanunnik Wachtelaer; Jan-Albert Bannius, kanunnik van Haarlem en apostolisch notaris, teekende de getuigenissen aanGa naar voetnoot(1). De eerste getuige is Otto Janssen, de eigen broeder van Jansenius. Hij bevestigt dat zijn broeder geboren is op het grondgebied Acquoy bij de stad Leerdam (Zuid-Holland), den 3 November 1585 tusschen 9 en 10 uur 's morgensGa naar voetnoot(2). Cornelis, zoon van Jan Otten en Elisabeth Zegers, werd gedoopt door den Witheer Erasmus Visscher, pastoor te Rhenoy bij Leerdam. De secretaris van Acquoy had dag en uur van Cornelis' geboorte aangeteekend in vaders dagboek. | |
[pagina 242]
| |
Otto Janssen getuigt verder: ‘Onze ouders waren goede en trouwe katholieken; bij hun afsterven ontvingen zij de heilige Sacramenten uit de handen van den pastoor van Kuilenburg. Ik ken niemand in onze familie die kettersch is’. - De doopnaam van Jansenius is Cornelis; als zoon van Jan Otten (of Ottens = zoon van Otto) draagt hij het gebruikelijke patronymicum Janssen, zooals zijn broeder die zijn getuigenis onderteekent: Otto Janssen van Akoy. De tweede getuige is Jan-Theodoor Verlaer, burger van Kuilenburg, 60 jaar oud. Vòòr meer dan veertig jaar was hij studiemakker van Cornelis Janssens te Kuilenburg; Cornelis was dan tien of twaalf jaar oud. Dezes ouders waren deugdzame en vurige katholieken. Getuige heeft dikwijls samen met Cornelis en zijn ouders de goddelijke diensten bijgewoond; somtijds moesten zij over de daken van verscheidene huizen kruipen om den zolder te bereiken waar de Mis gelezen werd. 't Was een ‘beloken tijd’ voor de Katholieken; getuige heeft samen met Jansenius dikwijls nog moeilijkere wegen gevolgd om de Mis te kunnen bijwonen. De andere getuigen zijn: Jan Godefridi van Kuilenburg; Theodoor van Beest, geboren te Leerdam en wonende te Rhenoy; Jan Haelewijck, geboren te Wollenhoven, kanunnik te Utrecht; Willem Pierre (Pieters?) schepen van Deil in Tielerwaard; Nicolaas Florentii van Rumpst, rechter te Rhenoy; Godfried Roverius, kanunnik te Utrecht; Andries Arsenius, pastoor te Kuilenburg. Hun getuigenissen bevestigen dat de ouders van Jansenius vrome katholieken waren; de vader, Jan Ottens, was langen tijd schepen te Acquoy en genoot de algemeene achting; de moeder, Elisabeth Zegers, was geboren te Kuilenburg. Heel de familie is trouw katholiek gebleven; Cornelis is de vierde priester in het geslacht. De pastoor van Kuilenburg leest somtijds de H. Mis in het huis van Otto, Jansenius' broeder; rond- | |
[pagina 243]
| |
reizende priesters zijn er altijd wel ontvangen en mogen in zijn huis te Acquoy celebreeren. Kanunnik Roverius volgde samen met Cornelis Janssen de lessen in de Latijnsche school te Utrecht. Hij getuigt dat Cornelis daar uitschitterde door zijn verstand, zijn vroomheid en zijn gehechtheid aan de Kerk; hij was een voorbeeld voor zijn medemakkers. ‘Wilt ge mannen worden, volgt Janssen na’, zei men op school; iedereen bewonderde hem. De jonge Jansenius heeft somtijds een stuk Latijnsche verzen gemaakt voor zijn ‘gebuur’ Roverius, toen deze met zijn poëtisch schoolwerk geen weg wistGa naar voetnoot(1). In 1602 kwam Cornelis Janssen naar Leuven studeeren in de Valk en beëindigde zijn philosophie als schitterende Primus in den wedstrijd tusschen de vier Paedagogiën. Jansenius was twintig jaar oud en hiermede uit zijn ‘jeugd’ gegroeid; nu begon hij te bloeien in een wereld van godgeleerdheid... waar we hem niet verder willen volgen. K.R. |
|