in our brick structures. The Flemings were also experts in masonry and joinery when the work required was of superior order, as well as in drainage and engineering; the practice was in those early days to send to Flanders, not only for the master-builder or engineer, but for the trades-men and the principal materials.
When Sir Thomas Gresham built the Royal Exchange, in London, in 1566, he brought from Flanders the necessary masons and joiners, under the management of Hendryke, their master. ‘The wainscot, the glass, slates, iron and even much of the stone for the building was fetched over’. ‘Gresham bargained tor the whole mould and substance of his workmanschip in Flanders’. (Life of Gresham, Holinshed. Vol. II. - 117).
In many old and elaborate descriptions of architecture in England constant references are made to the Flemings.
Dit boek werd zeer vriendelijk onthaald in Engeland en besproken door Prof. E. Cammaerts, en na het lezen van dit boek kwam ik tot de overtuiging dat niet alleen metselwerk en bouwkunde, maar alle uitingen van de toenmalige beschaving in Engeland, in ‘Vlaamsch verband’ stonden.
G.P. Baert.
Ooteghem, de fleure van al!
Anseghem het meeste van al.
Dit rijmke staat al opgeteekend in Biekorf vroeger III (1892), bl. 253, maar zonder Anseghem. En 't schijnt dat Anseghem. ‘waar het nooit geen weere en is’ toch wel de reke moet sluiten.
En Cuerne 't beste van al!
Als ge niet genoeg hebt voor uw geld en ge spreekt er op, seffens is 't antwoord bij 't volk:
- Hoe! en g' hebt Cuerne en Bavichove, en Hulste om te lappene!
Om de minderachtigheid van Hulste te doen uitkomen.