Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
3. - Het einde der Terra Sigillata te Steendam.Rond het einde der jaren 100 leidde het verval van het Samiaansch vaatwerk tot een herleving van de oude nationale Keltische pottenbakkerskunst, bijzonder in Engeland. Zij was aldaar in vollen bloei in de 3e eeuw, voornamelijk te Castor bij Northampton (Durobrivae). Zoo men in de eerste helft der 3e eeuw te Steendam nog Sigillata gebruikte, toch stellen wij vast dat men zich beperkte bij het aanschaffen van eenige kleine, onbeduidende potjes en teeltjes, vermoedelijk meestal afkomstig uit Rheinzabern en uit Trier. Het beste vaatwerk kwam, denkelijk reeds in de tweede helft der 2e eeuw, niet meer uit de Samiaansche werkmiddens maar wel uit de jongere Keltische centra die, naar het voorbeeld van Castor, ook ontstonden op het Gallische vasteland. Weldra was Sigillata enkel nog dienstig voor wat poppengoed, terwijl de Castorwaren integendeel pronkten op 's meesters tafel te Steendam. De fijngewande, keurig afgewerkte zwarte bekertjes die wij er aantreffen, getuigen van echten kunstzin en van stevige hoedanigheid. De modellen van Steendam munten zelfs uit boven meest alle soortgelijke bekers aan de beide zijden van de Noordzee gekend. Dit spreekt klaar en duidelijk ten gunste van de hooge beschaving die te Steendam huisde, en wordt nog bevestigd door de degelijkheid der verwarmingsbuizen aldaar gebezigd, en ook door de keus der aarden schotels die er de Sigillata kwamen vervangen. Over die aarden schotels dient hier een woordje bijgevoegd. | |
[pagina 40]
| |
Tusschen het kleingoed in Sigillata eenerzijds, en de keurbekers in Castor-potaarde anderzijds, moet men in de derde eeuw op Steendam in een heel stel schotels en ander keukengerief voorzien ter vervanging van het verwezen Samiaansch goed. Castor leverde doorgaans enkel de bekers en andere benoodigheden voor drank en vloeistoffen. De grootste behoefte was de kneedschotel of Mortarium. Uit een nieuw mengsel van potaarde werd een kloeke en deugdelijke schotel vervaardigd die - hoewel vorm 45 Dragendorff der Sigillata er bijna letterlijk in nagevolgd werd - toch in kleur en bestand eene geheele nieuwigheid was. De gebakken potaarde dezer schotels is rooskleurig. Men heeft nochtans zoowel langs binnen als langs buiten eene bekleeding bijgebracht van bleek-gele tinten die den kern volledig van het zicht afsluiten. Het gekend steengruis der Mortaria ontbreekt niet, doch in stede van slechts de binnenwanden te bezetten, zooals in de Sigillata- vaten, is het hier door en door in de potaarde verbakken. De afwerking is in elk opzicht volmaakt en - behalve de kansen op breken - die schotels waren ongetwijfeld zeer duurzaam. Treffend is het dat ook de Castor-bekers de rooskleurige potaarde vertoonen. Hier nochtans is de bekleeding donker-zwart, terwijl de wanden uitermate fijn zijn en verzorgde behandeling vergen. Aarden potten van den aard zooeven beschreven, overleefden niet alleenlijk de Sigillata, maar ook de Castor-bekers. Deze laatste bereikten hun grootste volmaaktheid in de derde eeuwGa naar voetnoot(1). De Keltische kneedschotels en andere benoodigheden van denzelfden aard zijn het voornaamste kenmerk geweest van de pottenbakkerskunst in de vierde eeuwGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 41]
| |
Het blijkt dus niet onwaarschijnlijk dat Steendam nog in de vierde eeuw door Gallo-Romeinsche families bewoond was. Terloops wijzen wij er op dat de Castor-waren, overvloedig aangetroffen langs de Vlaamsche kust en in Engeland, eene zeldzaamheid zijn in 't noord-oosten van Frankrijk en elders in dat land totaal ontbrekenGa naar voetnoot(1). Niet zonder reden vermoeden wij daarom, dat de handelsbetrekkingen tusschen Engeland en België nauwer schijnen geweest te zijn dan tusschen Engeland en Frankrijk. Toch heeft men tot hiertoe algemeen gedacht dat Boulogne het middelpunt dezer betrekkingen geweest is. Kwam Boulogne misschien in aanmerking voor het reizigersverkeer? Gebeurde het goederenvervoer langs de waterwegen der Nederlanden? Newcastle-on-Tyne. R. Dumon. |
|