Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
Uit den ouden taalschat.
| |
[pagina 305]
| |
boetsen ende boevereyen’ die in de bekende Historie van Thijl Ulenspiegel beschreven staanGa naar voetnoot(1). Door de eigenaardige schrijfwijze wil hij misschien wel zinspelen op Vuil. Elders nog schijnt pastor Coens een van de oolijke streken van Uilenspiegel in den zin te hebben. Hij verwijt Marnix en zijn volgelingen dat zij ‘alsulcken materiën... te weten, van de toegherekende rechtverdicheyt int vlaemsche uutgheven’ en daarover schrijven ‘in ghemeene tale’. Alzoo verbazen zij gemakkelijk den gemeenen man ‘aleveleens ghelijck de quacksalvers onder eenen hoop boeren, stoffen ende stuyten, en maken hun sprake met nieuwe vremde woorden, dat de arme boeren staen en gapen, alsoo dat sy vergheten hunnen mont te sluyten, en laten hun peertstront vercoopen voer goede conserven. Dese conste hebben dese ketters al vaste’ (f. 148). | |
Tresoirkerssen.In de rekening van het Duinenklooster over 't jaar 1565-66, f. 63 v. lezen we: ‘Betaelt den 21 May. [1566] te Brugghe voir 3. steenen drynckcannekens met thinnen decselen ende een paer candelaers ghestoffeert met thinnen tresoirkerssen, tsamen 3 lb. 16 sc. par.’ Een Tresoir, anders nog Trissoor, Tritsoir, Dretsoor, Dritsoor, was een soort buffet, een pronkkast-en-tafel in de oude burgershuizen. Het blad was bedekt met een dwale: tritsoorcleet, tritsoordwele, tritsoorlaken. Daarop stond koper- en vaatwerk, ook wel kandelaars zooals hier, met pronkkaarsen of ‘tresoirkerssen’ want | |
[pagina 306]
| |
het tresoir werd somtijds gebruikt als huisaltaarGa naar voetnoot(1). In Rijnland was het tresoor ook bekend: 't was een voornaam meubel in de rijke burgershuizen. Een inventaris van 1563 uit Heimbach bij Düren (Eifel) vermeldt ‘eyn eychen beschlagen und schloessig tretzoer’. Als versiering dienden ook ‘tresoerkannen’ en ‘tritzoirdweelen’. De geleerde volks- en geschiedkundige uit Rijnland, Dr. A. Wrede, beweert dat de talrijke ‘tresoren’ in zijn streek uit de Zuidelijke Nederlanden zijn ingevoerd. Zij brachten er ook hun mnl. naam mede.Ga naar voetnoot(2) A.V. | |
Lueghenschoore.In de heerenrekening van Oyghem over 't jaar 1514 ontmoet ik dit schoon vlaamsch woord dat, mijns wetens, niet meer gebruikt wordt, al is het goed verstaanbaar gebleven. De molen van Oyghem stond in dien tijd op het invallen en moest bijna geheel vernieuwd worden. Eerst werden nieuwe teerlingen gemetseld en daarop zware eiken platen bevestigd. De meester-timmerman Olivier van der Cruusse wordt betaald om den molen zelf op te trekken en vast te leggen: ‘davoir ledict molin eslevet et mis sur les vises et angiens, pour ledict ouvraige et pour le avoir appoye des lueghenschooren prinses sur lieretage de mondict seigneur, ausy de le revaler et assir sur lesdicts sieges [teerlingen] comme il appartient...’ Verder nog lezen we: ‘Item payet Jehan Tytgat des briques et caulx, aussy des lueghenschooren avoir amenet sur ledict ouvraige...’Ga naar voetnoot(3). Leughenschooren zijn dus voorloopige stellingen of schoorbalken die na het werk weggenomen worden, in tegenstelling met bestendige schooren. De Bo vermeldt | |
[pagina 307]
| |
‘leugenzwee’ d.i. een zwee die kan liegen of een hoek geven die de rechthoek niet is. Leugenschoor is eveneens een schoor die kan liegen of loochenen en haar werk niet meer doen als ze weggenomen wordt. P.D.B. Onze goede vriend, heer P.D.B. heeft voor zijn belangwekkend woord een uitleg gevonden die even goed aanneembaar schijnt als deze van het Mnl. Wdb. Verdam heeft aldaar 4, 728 voor den uitleg van logenpote en logenscore alleen toevlucht gevonden in de wvla. leugenzwee van De Bo. Waarschijnlijk, zegt hij, beteekenen beide woorden hetzelfde, nl. een stut of schoor die in verschillende standen kan worden gezet als de beenen van een passer. Doch hij beschouwt blijkbaar de logenscore als een (vast) deel van het onderstel van een molen. Hij steunt op deze teksten: ‘Van loghenpoten onder die molen bachten Torp; Een loghenscoor onder die molen; Van vier houte, dair men die loghenscore of maicte’. Alleszins blijkt ‘leugenschoor’ een eigen vakwoord van den windmolen te zijn en moet dus ook een nauwer te omschrijven technische beteekenis hebben. A.V. |
|