Een zeembaard.
Dat is elders een zeemer: iemand die altijd zeemt, d.i. slepende en vleiende spreekt, lamoereert dat het tegensteekt.
Ardooie. - D.B.
Te Kortrijk spreken ze, in kwaadheid, van ‘dendien met zijn zeemtote, met zijn zeemende muile’, meer bedaard klinkt het: Hij kan wree' goe' zeemen! 't Is al zeemen en fleemen dat er aan is.
B.V.