Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
Uit den ouden taalschat.
| |
[pagina 152]
| |
Een instelpenning werd betaald aan dengene die een ‘ghedelf stelde upde burch’. Alzoo spreken de rekeningenGa naar voetnoot(1): ‘Item betaelt Andriese van Zinnebeike vanden vors, ghedelve te stelne in de burch ende dat bij over eendraghene vander heeren der wet ende den groten leden, 3 lb. (1422, f. 3 v.-4). ‘Item betaelt Hustiin Bellen van dathij de selve ghedelven daer naer stelde inde burch ende vernederde, 3 lb. (1422, f. 4). Dit laatste woord: vernederen - gewoonlijk transitief: ‘een werc, een parcheel vernederen’ - komt dikwijls in de rekeningen weer; het heeft eene eigene beteekenis die we vruchteloos in het Middelned. Wdb. hebben opgezocht. Uit den volgenden tekst van 1412 leeren we duidelijk dien zin kennen: ‘Eerst zo was de vorwoorde ghemaect biden Regenten vander wateringhe, bi hemlieden wesende Andries De Visch ende Fransois Robaerd als cuerheers ende Willem van den Rive landmeter, jeghen Heinric van Duustborch, meester spademan, den varsschen dijc te hoghene ende te sterkene te 4. parchelen, danof teerste parcheel beghinnende te Cuerbaerds houcke bewesten Perboom bricghe. also oost gaende, tote Willems van Oost stede boosten Knocke, te hoghene backten zome steden 3. voeten - 2 ½ voeten - 2. voeten ende voren onderhalven voet tenighen steden ende zom enighen steden enen voet, de holen ende de lanken te vulne ende de laye voren te makene, boven 15. voete breed te houdene; ende dat omme 10 s. de roede, te verneiderne met 12 d. de roede. Dit parcheel lanc wesende dat ghemaect zoude wezen 531. roeden ende diet verneiderde, also menich werven als bijt dade met 12 d. up de roede, zoude hebben telken waerf vander wateringhe 4 lb.: twelke parcheel verneiderde Willem van den Rive 12 d. up de roede. Item Heinriic fs Jans, meester spademan, int ghelike verneidert 12 d. up de roede, ende vort zo verneiderdet de vors. Heinriic van Duustborch met 12. d. up de roede ende dus bleeft staende up 7 s. de roede. | |
[pagina 153]
| |
Beloopt dus dit vors. parcheel gemeten de langhe ende bevonden bi Willem van den Rive also boven verclarst. 185 lb. 17 s. In 1424 wordt het ‘hoghene’ van den Verschen Dijk te Nieuwpoort op dezelfde wijze aanbesteed. ‘Item Vincent Veysen van dathij tvorzeide werc vernederde 2 s. up elke roede up de burch, twelke Clays Knibbe daer ghestelt hadde up 38 s. de roede, betaelt 40 s. Deze laatste was aldus aannemer, hij ‘nam in taswerke’ het beschreven dijkwerk. (1424, f. 4 v.). Vernederen is dus: Bij een openbare aanbesteding van delf- en dijkwerk (bep. in de Wateringhe van Veurne-Ambacht) afbieden, afmijnen op den ingestelden (of reeds ‘vernederden’) prijs van het werk. - Dit afmijnen geschiedt volgens een vaste schaal en voor iedere ‘vernederinghe’ is vooraf een premie vastgesteld. Vernederinghe (dikwijls in de Rek. van 1412 en 1416 herhaald) beteekent: 1. het ‘vernederen’ of afmijnen; 2. meestal: de premie wegens afbod uitbetaaldGa naar voetnoot(1). Het vernederen geschiedde, zooals bij openbare verkoopitigen, ‘met de bernende keerse’; om een laatste afmijnen uit te lokken werd de schaal van ‘vernederinghe’ soms verlaagd: ‘De sluusen, veldammen ende diken stelde Philips van Longpre up 12 s. tghemet; het was vernedert bij | |
[pagina 154]
| |
Lodewyc den Brune 2. miten tghemet, Vincent Veyse 2. miten ende voort bindat de kerse noch berrende was gheconsenteert dat wiet vort vernederen zoude, die zoude hebben van elker mite up tghemet 20 lb.; ende wient bliven zal, die zal hebben bovendien 100 lb. par. - vernederde Vincent Veyse 1. mite...’ (1445, f. 8 v.). Ongeveer een eeuw later, in 1510, is deze wijze van aanbesteding nog in zwang doch de woorden verneersenGa naar voetnoot(1) en nederst stellen hebben het oude ‘vernederen’ verdrongen: ‘Ten zelven daghe (24 April 1510) betaelt Maertin Vanden Bussche ende Joos van Leysele voor dat zy tzelve ghedelf nederst stelden in de oore vanden leden ende vander wet, te weetene up 20 s. de roede. Daer vooren ghegheven naer den uutwysen vanden kerckeghebode, 6 lb. Item daer naer Clays Zelverin verneersde tzelve ghedelf met zes penninghen ende steldet up veertien scellinghen, waer vooren hem betaelt es naer den uutwysen van den kercghebode, 18 lb. (1510, f. 4 v.). Leden en wet komen na een week nogmaals bijeen ‘omme den overslach van der neminghe te doene ten uutghaene vander kersse’. Claeys Zelverin ‘wie tzelve ghedelf nederst stelde ende op wien de kersse uutghinc’ verkrijgt ‘naer den uutwysen vanden kercghebode’ nog eene premie van 12 pond. (1510, f, 5). De heeren van de Wateringhe zijn zeer vrijgevig geworden: zij trakteeren zelfs lieden die niet ingesteld noch afgeboden hebben maar met den goeden wil daartoe naar Veurne gekomen zijn: ‘Ten zelven daghe ghegheven by laste van mynen heeren de groote leden ende der wet enighen ghezellen die ghecommen waeren te Veurne omme tzelve ghedelf te stellene, twee cannen wyns.’ (1510, f. 4 v.) | |
[pagina 155]
| |
Ook in het Nederlandsch dijkrecht bestond het ‘bestaden, besteden of verdingen’ van gelaakte dijkvakken. In sommige gevallen werd het dijkwerk bij openbare ‘bestading’ (met kerkgebod) toegekend aan degene ‘dye d'selve ten mensten pryse sullen wyllen aennemen’ of ‘aen de minst-aannemende’. Van een premie aan de afbieders is in de Nederlandsche dijkswetgeving geen sprakeGa naar voetnoot(1). A. Viaene. |
|