Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHuckelgoed - Tuckelgoed.IN het Boek van der Audiencie door Nap. de Pauw in de uitgaven van de Kon. Vlaamsche Academie gedrukt, en dat de vonnissen en arresten van dit hooge gerechtshof uit de jaren 1370 tot 1378 bevat, komt het woord huckelgoed op blz. 697 in het volgende zinsverband voor: ‘daerof de vorseide Margriete... seight... dat dit lant [gelegen te Lede in Oost-Vl.] zo edel es, dat ghenre bastarde toecommen noch versterven mach, naer de vriheit van den huckelgoede, daerof dit land commen es’. Op blz. 734 staat, in dezelfde zaak, die zinsnede woordelijk herhaald, en bovendien wordt door de heeren van de Audiencie bevestigd: ‘dat Margriete Heebins haer vermat in waer te doene, dat ghecostumeert was ter stede daer tuckelgoet gheleghen es, dat het up bastarde niet versterven mach, dwelke vermet hare te broken es,’ waarop ze bij arrest het geschil ten nadeele van Margriete Heebins oplossen, ‘nietjeghenstaende dat het huckelgoet es’, voegen ze er uitdrukkelijk bij. Wat heeft de uitdrukking huckelgoed of tuckelgoed te beteekenen? Wat is dit huckel of tuckel? Waar komt het vandaan? Eenvoudig van Ukkel, de huidige voor- | |
[pagina 110]
| |
stad van Brussel. Huckelgoed, 't Uckelgoed is dus, goed van Ukkel, goed dat onderworpen is aan het Ukkelsch recht, het oud-brabantsch landrecht. Het hoeft niet te verwonderen dat er te Lede in Oost-Vlaanderen land wordt gevonden dat aan het oudbrabantsch recht onderworpen is. Lede was eens, zooals geheel het Dendermondsche, oud-brabantsche bodem; eerst betrekkelijk laat kwam het onder Vlaanderen. Het heeft ook geen bezwaar dat een bepaald land ukkelgoed weze, terwijl het naastbijliggende niet dit karakter bezit. Immers, het ukkelsch recht maakt een onderscheid tusschen leen, eigen en erf. Alleen het erf is het normaal ukkelsche, het eigengoed geniet een uitzonderingsstelsel terwijl het leen onder een ander rechtscollege hoort. Het oud-brabantsch landrecht houdt als regel dat ‘bastaarden noch actieve noch passieve erfbevoegdheid’Ga naar voetnoot(1) hebben. ‘Bastaert en mach nyet horen ter meysnieden, no te geenre vriheyt’ bepaalt het oude ukkelsch rechtGa naar voetnoot(2). De aanlegster in de Audiencie had dus gelijk wanneer ze als rechtsregel voorhield dat ‘t' Uckelgoet... up bastarde niet versterven mach’, en de heeren van de Audiencie erkenden dit wanneer ze in hun arrest tot vererving op een bastaard beslisten, ‘nietjeghenstaende dat het huckelgoet es’, d.i. niettegenstaande dat het goed is, dat aan vererving op bastaarden niet onderworpen was. Hun beslissing was evenwel in rechte gegrond, want de aflijvige was poorteres en daarom moest het goed gedeeld worden ‘naer de costume van den sterfhuse’. Ook in Brabant zou men niet anders hebben beslist; een vraag uit het oud-brusselsch rechtsboek leert het ons uitdrukkelijk: ‘als te Bruessele sterft een bastairt die poirter is,... op wien dat sijn goet versterft? Gelijc oft hij ghetrouwet [= wettig kind] ware’Ga naar voetnoot(3). | |
[pagina 111]
| |
Ukkelgoed is dus: land dat het oud-brabantsch recht volgt. Zelfs wanneer het binnen de vlaamsche staatsgrenzen is komen te liggen, heeft het dus zijn oud rechtskarakter bewaard: een bewijs dat het privaatrecht in zijn ontwikkeling niet aan de staatsgrenzen gebonden is, en zich kan handhaven buiten en tegen de politieke gebeurtenissen in. Eg. I. Strubbe. |
|