Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZingende catechismus.DAT onze jongens, einde 16e en begin 17e eeuw, hun catechismus niet alleen ‘opzegden’ maar ook grootendeels ‘zongen’ heb ik reeds vroeger in Biekorf aangestipt;Ga naar voetnoot(1) ziehier nu een boekje, dat ons nader over die zingende leerwijze zal inlichten: Den lusthof der christelycke leeringhe door Jacob van Haeften, Amsterdam 1619. Die Jacob van Haeften werd later Benedictus van Haeften, proost van AffligemGa naar voetnoot(2), en ik vond zijn werkje onder de ‘zeldzame boeken’ van onze Koninklijke Bibliotheek te Brussel, waar ook de tweede uitgave (Antwerpen 1622) voorhanden isGa naar voetnoot(3). Het titelblad van dezen laatsten druk luidt als volgt: ‘Den lust-hof der christelijcke leeringhe, beplant met gheestelijcke liedekens tot verklaringhe van den Catechismus van Mechelen, door Benedictus van Haeften, proost van Afflighem, t' Antwerpen bij Hieronymus Verdussen, Ao. M.D.C. XXII, met gratie ende Privilegie’ (deze laatste ongedateerd)Ga naar voetnoot(4). Een uittreksel eerst uit het Voorwoord, dat in menig opzicht onze aandacht verdient: | |
[pagina 112]
| |
‘... Soo veel nu belanght de boecken die de christelycke leeringhe uyt-legghen / staet wel te bemercken / dat / hoewel in onse spraecke veelerhande Catechismi van verscheyde gheleerde mannen / wel / ende profijtelyck geschreven zijn / dat nochtans voor dese provinciën de bequaemste en de beste bevonden is /die door het Provinciael-Concilie van Mechelen / over ettelijcke jaeren is uyt-gheghevenGa naar voetnoot(1). Den welcken als ick door het bevel van den doorluchtighsten ende eerweerdighsten Heer Matthias Hovius van saligher ghedachtenisse Aertsb. van Mechelen over ses ofte seven jaeren de jonckheyt der om-liggende parochiën in dit klooster was voorhoudende; ende alsoo bevondt de groote onwetendheydt die / Godt betert 't / noch in vele kinderen / ja oock somtijdts in oude lieden is; ende daer-beneven / dat menige soo plomp van verstand ende kort van memorie waeren / dat sy / oft niet wel en konden begrijpen / ofte langhe onthouden 't ghene in de Catechismus gheleert werd ....’ ‘Plomp van verstand en kort van memorie’: die beide gebreken zal de zangmethode verhelpen. En ten andere, 't is er geen nieuwe. Wordt ze niet toegepast ook, zoo gaat de schrijver voort, ‘in andere plaetsen, sonderlingh in Italien?’ En was ze niet de methode van Xaverius in Indië, van Ephrem ‘voor de Syren’, van Augustinus in zijn ‘lofsangh ghedicht teghen de secte van Donatus’? Hebben oock de ketters ‘hunne valsche leeringhe (niet) door liedekens soecken te verbreyden ende het slechte volck door de selve verleyd’? Zoo ‘heeft oock in 't jaer ons Heeren 1587 den hoogh-gheleerden ende wijdt-vermaerden Heere Gulielmus Lindanus, eerste bisschop van Ruremonde, voor de Jonckheyd van deze Nederlanden den Catechismus in Duytsche rijmkens begrepen; opdat de selve in de schooien ende kercken nae de Catechismuslesse van de kinderen souden | |
[pagina 113]
| |
gesongen worden 't welck oock in de walsche schooien daer na werdt ingebracht’Ga naar voetnoot(1). Hoe heeft hier van Haeften niet eveneens verwezen naar het zangboekje van Sonnius, den bisschop van AntwerpenGa naar voetnoot(2), dat ‘de jonghers soetelijck leerde bij sanck: 't Ghebet des Heeren, die Engelsche groete, het Gheloove en de Thien Geboden’? of op den Christelijcken Waerseggher van Pater Jan David S.J.Ga naar voetnoot(3), weliswaar niet zoo nauw met den Catechismus verwant, maar toch in den aard van zijn eigen boekje opgesteld? Wat er ook van zij, bij het godsdienstig onderricht van dien tijd stond alleszins het gezang hoog in eere; op het archief van 't Aartsbisdom bewaart men nog een stuk uit de eerste jaren der 17e eeuw dat ontegensprekelijk daarop wijst: een groot blad papier dat wellicht in de klas werd uitgehangen en waarop in rijm de grondwaarheden van den godsdienst te lezen stonden met de muziek bovenaanGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 114]
| |
Om al de redenen dus in het Voorwoord opgegeven, en ook om de kinderen ‘soo van 't gebruyck der onsuyvere, amoureuse, ende wereldtlijcke, alsoock kettersche liederen’ te vervreemden, heeft de proost van Affligem, op zijn beurt de groote brokken van den Catechismus op rijm en zang gezet: op rijm den eigenlijken tekst en op zang het heele leerpunt van een les of een leerpunt van belang dat er in voorkwamGa naar voetnoot(1). De tekst is natuurlijk die van Makeblijde (1609), vermits de volgende redactie eerst in 1623 verscheen. Een paar voorbeelden: In de eerste les zei Makeblijde: ‘Wat is de mensche? Een redelijck schepsel Godts hebbende eene ziel en een lichaem’Ga naar voetnoot(2), wat van Haeften berijmt:
Vra. Seght mij beschedelijck
Wat is een mensch die leeft?
Antw. Gods schepsel redelijck
Dat ziel en lichaem heeft.
Volgt daerop ‘Het liedeken van den mensch en van het eynde waertoe hy geschapen is’. Op de vraag: Wat is het gheloove? antwoordde Makeblijde: ‘Een gave Godts en een licht enz.’: een der dertig antwoorden die in 1623 bewaard bleven. En van Haeften:
Vra. Verhaelt in kort ghedicht
Wat het gheloove is.
| |
[pagina 115]
| |
Antw. Een gave Godts en licht
Waerdoor een mensch ghewis
Ghelooft al wat den Heer
God heeft veropenbaert
En door de kercke-leer
De christenen verklaert
't Zij dan of 't selve waer
Uyt-druckelijck beschreven
Oft sonder schrifte klaer
Van handt tot handt gheghevenGa naar voetnoot(1).
Volgt ‘een liedeken van de twaelf artikelen des Gheloofs’. Onnoodig te zeggen dat we verre staan van de dichtkunst, en enkel te doen hebben met slecht rijmelaarswerk! Maar dat doet niets ter zake. Ik meld het alleen om uit die verre tijden een en andere eigenaardigheid op te wekken, die voor onze oogen menschen en dingen herleven doet. Ook moeten we dit alles beoordeelen in het raam van den tijd, de muziek eveneens! In het exemplaar van Brussel staat de muziek nog goed bewaard, en ook hier vond ik niets moois, dat ergens, zooals ik toch verwacht had, aan ons kerkgezang herinnert: verre van daarGa naar voetnoot(2). Oordeel maar naar enkele der opgegeven zangwijzen: ‘Liedeken van het teecken des H. Kruys. Op de wijse: Wilhelmus van Nassau’. ‘Liedeken van de 12 artikelen des Gheloofs. Op de wijse: Brande Caloo’. ‘Liedeken van het gebed des Heeren. Op de wijse: Courante, je meure...’. ‘Liedeken tot den Enghel die ons bewaert. Wijs: J'aymeray tousiours le bon vin’. ‘Liedeken tot Godt almachtigh ende alle heiligen. Wijse: Alamande amoureuse’. ‘Liedeken van het eeren der ouders. Wijse: Courante Piccarde’ enz. enz. | |
[pagina 116]
| |
Dat proost van Haeften met dit alles een goede bedoeling had, is zeker, maar of hij daardoor zijn jongens van ‘amoureuse, wereldtlijcke en kettersche liedekens’ zal ‘vervreemd’ hebben is twijfelachtig, en misschien was het niet te betreuren dat, door het verschijnen van den Catechismus van 1623, zijn werk en gezang onvermijdelijk werden stopgezetGa naar voetnoot(1). Het is treffend dat in deze tweede redactie van onzen Mechelschen Catechismus, al de berijmingen van Makeblijde eenvoudig werden van kant gelaten en dat men zelfs zijn berijmde gebodenlijstGa naar voetnoot(2) niet overnam: met opzet gedaan om aan den ‘zingenden catechismus’ een einde te stellen? Misschien wel. In alle geval komen dergelijke zangboekjes - ik bedoel boekjes waar de christelijke leering op rijm en muziek wordt gezetGa naar voetnoot(3) - in de volgende eeuwen maar zelden meer voor, en ik ken er één uit de 18e eeuw waarop ik bij gelegenheid wel eens zal terugkeeren: Lessen Van den Mechelschen Catechismus op verscheidene aengenaeme liedekens gesteld door eenen priester van 't bisdom van Ipre. Uit de drukkerij van J.F. Moerman, z.j.Ga naar voetnoot(4) Em. Frutsaert. |
|