Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTwee soldatenbrieven uit Pruisen.
| |
[pagina 375]
| |
In deze soldatenbrieven wordt er dikwijls geklaagd dat er geen antwoord kwam op de brieven door de soldaten gezonden, maar het is niet te verwonderen dat vele brieven verloren gingen, als men de ongelukkige adressen ziet door de soldaten aangegeven. Zie bij voorbeeld het adres van den soldaat die den eersten brief geschreven heeft; dit adres luidde als volgt: Jacobus Baliul, soldat au 45e régiment, 3e bataillon, première compagnie, premier corps, Bernadotte, de la Grande Armée, à Ansbach en Prusse, en vergelijk dit adres met hetgene hij opgegeven heeft. De soldaten die de twee brieven geschreven hebben, behoorden tot het groote leger waarmede Napoleon in October-December 1805, de derde Coalitie (Engeland, Rusland en Oostenrijk) versloeg in Duitschland. In den tweeden brief is er sprake van twee veldslagen; de eerste te Elchingen op 14 October en de tweede de overgave der Oostenrijkers te Ulm op 20 October 1805. De keizer die in den brief vermeld wordt, is Napoleon maar de ‘keizerlijken’ zijn de Oostenrijkers. Napoleon versloeg de keizers van Rusland en Oostenrijk te Austerlitz op 2 December 1805. Hij sloot met den keizer van Oostenrijk den vrede van Presburg en stichtte den Rijnbond die onder zijn bescherming stond en waarin al de kleinere staten van Duitschland opgenomen werden. Zijn groot leger bleef in 1806 bezetting houden in Duitschland; het bestond uit zeven legerkorpsen: het 1e onder Bernadotte, waartoe de schrijver van den eersten brief behoorde, (hoofdkwartier te Ansbach)Ga naar voetnoot(1) het 2e ond er Marmont, het 3e onder Davout, het 4e onder Soult, het 5e onder Lannes, het 6e onder Ney, waartoe de schrijver van den tweeden brief behoorde (hoofdkwartier te Meyenburg), het 7e onder AngereauGa naar voetnoot(2). J.D.S. | |
[pagina 376]
| |
I Wynsback den 8 Julius in Pruysen 1806.Seer bemenden Vaeder en Moeder, Suster en Br.
Ik laeten ulieden weten als dat ik nog en volle gesontyt syn en ik peysen als dat ulieden ook nog en volle gesontijt sijt alle beyde; bemenden vaeder ende moeder ik laeten ulieden weten als dat ik ulieden brief seer wel ontfangen hebben; bemenden vaeder ende moeder gij en moet niet onrustegeyt hebben om dat ik nog geen antworde geschryven en hebben, want ik en han alle daege gen tyt om te schryven met dat ik en het magersyn werken met Josep Hessens op een wenkel; nog gy en moet op myn niet peysen, want en en goet leven en kontenment onder het risiment beter als h[u]ys; gy hebt de complementen van Martyn Mus, Simoen en de Karjot, en syn alle beyde nog en volle gesontyt; syt soo goet van de complementen te doen aen myn moeye en ik pey als dat sy nog en volle gesontyt is. Balyuy. Bemenden Vaeder ende Moeder, ik versokke ulieden van mijn te wellen seggen aen Barbara Ommekoor dat sy agter my niet en moet wagten als sy beter profyt kan doen als met myn, dat sy de ocasee kan waer nemen want ik en wet niet voor oulange dat ik soldaet moet syn, de liefde es altyt gelyk als van te voorren; daermede slutten ik mynen brief; ulieden odmoedigen dienaer Jacobus Balyul. Dat is mijn aderes: Jacobus Balyul, soldaet onder het 45 resement, 3 baljeron, de eerste companie, prymeer koor van de groote armey Bernadotte aen Ansback en Pruysenlandt. Seer bemenden vader en moeder, gij hebt de complementen van Josept Hessens, en hy is nog en volle gesontyt, en syt soo goet van de complementen te doen aen syn vaeder en syn moeder en aan broeders, en ik laeten aen hulder weten als dat ik mijn serte- | |
[pagina 377]
| |
figaet af sal sen en een ander brief voor mijn broeder soo gou als het mogelyck es, want ik hebben genog verlet om te krygen; bemenden vaeder ende moeder syt soo goet van de complementen te doen aen Tresea Demelle, en het sakken als sy welt seen brief schryven en sal en weder om schryven; gy en moet nog geen antworde schryven voor dat ik een ander brief schryven, ulieden odm. dienaer Joseph Hessens.
[Adres] Aen Joseph Baljul, woonagteg en de Lange Straete, agter den commesares Busschart en Vlaenderen tot Bruge - Brugge, het departement de la Lys. [Poststempel] Bau Gal Arm-d'Hanovre. | |
II Iuberlingen, den 29 Juni 1806.Beminde Vrinden, ik kome aen ul. eenen brief te schryven waer van ik nog in goede gesontheyd syn hoopende dat het met ul. ook nog wel gaet, maer ik syn seer verwondert geweest dat ik soo dry vier keeren geschreven hebbe en geen antwoort gehad; daerom want ik nog eenige vrinden in het leven heb, dat sy soo goet syn van my een letter antwoert te schryven, want ik syn in duysentde aetterdenken hoe dat het tuys gaet want ik en heb een twee iaer geen antwoort gehat; en ook van de batalien die wy geslaegen hebben een dry vier mael met den keyser, de eerste stat daer wy gekomen syn daer waeren veele keyserlyke omtrent tien duysent en wy waeren met twee of dry duysent, en wy naemen daer gevangen omtrent twee dry duysent, van daer sy wy voorder gemarseert naer eene ander stat daer ook veele keyserlyke in laegen, soo daer hebben wy daer dry vier daegen gevochten en sy hebben de stat moeten overgeven en al wat in de stat was moeten gevangen geven ontrent 30 duysent en 36 duysent stukken kanon, en wy syn ook dry daegen sonder eten of drinken geweest, nu syn wy alle weder gekoomen ontrent een veertig uren over den Ryn daer | |
[pagina 378]
| |
liggen wy in de logiment by de borgens; nu wy syn soo alf maenden in Duytslant geweest syn en nog geen geld of pree gehat daerom syt soo goet van eenig geld op te senden, want ik syn in grooten noot myn kleederen die syn alle versleeten en in de batalien gebleeven, en syt ook soo goet van naer den meyr van myn parochie om eenig geld op te senden, want hy peyst niet veel op my. De compelmenten aen alle myne vrinden en geheele myne familie. Het adres om aen te schryven is a monsieur De Griese du 59 Regiment, 1e compagnie, 1er Batilion, 3 Difision à Meysborg a Grand Armee, 6 card arme. [Adres] a monsieur Loduwicus De Griese a Moore a canton Gecstel, De partement de la Liese, a Moore het rondisiment Brüsse. |
|