Vragen en antwoorden.
Vastenspise. - 'k Leze in de Rekening van Heinric Popjensone, rentmeester van Zeeland Bewesten Schelde, over 't jaar 1342-43 dat hij 718 ponden verteerde te Binche ‘des Dinxendaghes vor sente Valentijnsdach... omme alrehande provanche jeghens die vastene, tot mijns heren behoef ende miere vrouwen [de graaf en gravin van Henegouw]’ en verder nog 120 ponden voor 6 last buckincs (gerookte haring) tot ‘provanche jeghens die vastene’. Aldus in de Rekeningen der Graven en Gravinnen uit het Henegouwsche Huis, uitgegeven door H.J. Smit II, bl. 380 (Utrecht, 1929; uitg. van het Hist. Genootschap). Provanche jeghens die vastene stemt hier m.i. wel overeen met de hierboven bl. 46 vlg. vermelde vastene leiftuchten en vastenspise, en mag er als een omschrijving nevens gesteld worden.
V.