Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||
Kelvermoes eten.(Biek. 1932 bl. 183). Steller wijst aldaar op de overeenkomst tusschen de Latijnsche spreuk ‘lolio victitare’ (= dolik eten) en de Nederlandsche ‘Kelvermoes of Kervel warmoes eten, allebei met de beteekenis van sprieteloogen d.w.z. duizelig kijken. De dolik (wetensch. Lolium temulentum - bedwelmend raaigras) is de eenige vergiftige grassoort van onze streken. Haar zaden zijn schadelijk voor alle dieren. Vroeger gebeurde 't wel dat het brood door dolik vergiftigd was. De bedwelmende stof in deze zaden is een alkaloïdeGa naar voetnoot(1), die door een schimmelziekte ontstaat. Schimmelvrije zaden zijn schadeloos! In 't Lat. heet de plant lolium (vandaar Ital. loglio). In 't Duitsch. Trespe, Lolch, Taumellolch (taumeln = tuimelen, duizelen). In 't Eng. darnel. In 't Fr. ivraie, ivraie enivrante. In 't Ned. dolik = dol (dwaas, bedwelmd) + suff. ik. We mogen deze plant niet verwarren met de oote, een havergras, niet vergiftig onkruid in de haver. Wetensch.: Avena fatua (fatuus = smakeloos, niet voedzaam). Ned.: vloghaver (= vlieghaver, verg. Hgd. Windhafer = haver waarvan de bellen slak hangen in den wind), aat (Friesch woord; verg. Eng. oats, Wvl. oote). Kelvermoes of kervelmoes is moes of wermoes (warmoes = gekookte moes: warmmoes) van kervel of kelver (metathesis). De bedwelmende planten waarmee we hier | |||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||
doen hebben zijn de verschillende schermbloemigen die dolle kervel (= dolmakende kervel) geheeten worden. Het zijn: Chaerophyllum temulum (Gr. chairophullon = verblijdend, dronkemakend: immers chairein = verblijden, en phullon = blad, kruid; temulum is syn. van temulentum).
Deze goed op kervel gelijkende plant groeit algemeen langs hagen, onder kreupelhout enz. Ze wordt als hevig vergiftig aanzien. Geen dier raakt haar aan. In ieder geval een zeer verdachte plant. Conium maculatum (maculatus = gevlekt).
Een zeer verspreide, groote (tot 1,80 m. hoogte) en zeer gevaarlijke plant. Ze bevat een doodende alkaloïde: de cicutine. Het schijnt dat de Grieken het afkooksel van deze plant in den giftbeker gebruikten. Cicuta virosa (virosus = giftig). Ned. dolwortel, dolle kervel, waterscheerling. Een van de vergiftigste planten van onze streken. Groeit in moerassige veenstreken, Antwerpsche en Limburgsche Kempen, en is uiterst zeldzaam in West-Vlaanderen. Aethusa cynapium (cynapium = hondspeterselie: Gr. kuôn, kun- = hond, Lat. apium = selderie, peterselie)
Een giftig onkruid in moestuinen: wordt altemets met peterselie verward. Deze plant werkt eveneens bedwelmend. | |||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||
Welk een van deze planten wordt nu bedoeld in ‘kelvermoes eten’? Mijns inziens vooral de gevlekte scheerling (Conium maculatum): veel meer verspreid dan de waterscheerling alhoewel iets min giftig, veel giftiger dan de wilde kervel en de hondspeterselie, werd deze plant van in de hoogste oudheid door de giftmengsters gebruikt. In de volksgeneeskunde van vroegere jaren werd deze scheerling aangewend tegen allerlei ziekten: borstkwalen, vallende ziekte, maagkanker. Buitengewoon lezenswaard is de bijdrage die Dodoens in zijn Cruytboeck over den scheerling geschreven heeft. Jozef De Langhe. |
|