Kruikale (Karkole) = Alikruik.
Met veel belangstelling las ik Schelpen en Karkolen in den laatsten Biekorf. Nevens hetgene aldaar (bl. 130) over de namen van de Karkole betoogd wordt, zou ik eens het gedacht van Rond den Heerd willen ophalen: D[uclos] schrijft aldaar (jaarg. XVI, bl. 407): ‘Dit woord karakole... luidt in de uitsprake karkole, krakole, krekole en krukole, evenals bij Kiliaan Karaveel (van 't ital. caravella, soort van vrachtschip) ook kareveel. korveel, kraveel en kreveel heet.
Te Antwerpen zegt men Kreukel, dat, met verschoven accent, van Krukole gevormd is.
In Holland zegt men Alikruik, oorspronkelijk Alekruik, blijkens het zeeuwsche alekrukel. En Alekruik en is niet anders als kruikale, bij omzetting van kruik en ale, evenals Aalpuit hetzelfste is als Puitaal, en Krabbesteur hetzelfste als Steurkrabbe.
Dat dit Kruikale nu gelijkstaat met Kruikole (volgens dialectregel al = ol) en Kruikole met krukole, krekole, krakole, karkole, karakole, zal iedereen, ik en fale, in de oogen springen’.
Zijn onze taalkenners daarmee tevreden?
E.N.