Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNapoleons telegraaf in West-Vlaanderen 1804-1814IN Rond den Heerd (X, 1875, bl. 334 en vlg.) staat er een opstel over den telegraaf van Chappe (1793). Deze telegraaf bestond uit ‘een rechtstaande mast van 4 tot 5 meters hoog, waar eene dweersbalke of regulator van 4,60 m. lang en 0,35 m. breed bovenop is vastgemaakt, en bij middel van schuifloopen rond eene spille draaien kan; aan ieder uiteinde is een arm in hout, indicator of wijzer geheeten, die 2 meters langde en 0,35 m. breedte heeft en insgelijks beweeglijk is’. Deze balk en de armen werden van uit een wachthuisje in verschillige gedaanten getrokken, die met de letters overeenstemden, Op hoogten en kerktorens van 12 tot 15 kilometers afstand werden zulke seintoestellen geplaatst; in iederen post zat een man, die zijn beide geburen rechts en links in 't oog hield en de waargenomen seinen op zijn eigen toestel overstelde. | |
[pagina 169]
| |
Chappe stelde zijn plan voor aan de Nationale Conventie in Frankrijk. Na een welgeslaagde proefneming (12 April 1793) besloot het Fransche landsbestuur een telegraphische verbinding te laten opstellen tusschen Parijs en Rijsel, om in nauwere verbinding te treden met het leger dat op de noordergrenzen lag. ‘Nauwelijks was deze linie van Parijs naar Rijsel in wezen gebracht, of zij had groot nieuws te verkonden. Inderdaad, den 1 September 1794, om 6 uren 's morgens waren de Oostenrijkers verslegen geweest en de sterke stad van Condé in 't Noorden ingenomen. Met één ontving de landraad binst zijne vergadering het volgende bericht: Wij hebben zooeven Condé ingenomen, - waarop onmiddellijk geantwoord wierd: Het leger van 't noorden heeft wel het vaderland gediend. - En beide die overzendingen en vroegen maar eenige minuten tijds’. In Rond den Heerd t.a.p. staat er een prente ‘De Telegraaf van Chappe op den Halletorre’. Deze prente toont duidelijk hoe zulk een seintoestel vervaardigd was, maar ik moet er bijvoegen dat er nooit zulk een toestel op den Halletorre gestaan heeft. De eenige telegraaflinie die door onze provincie liep, was deze van Rijsel naar Brussel. Er stonden toestellen te Sint Denijs en te Tiegem. Ziehier wat ik erover gevonden heb: Op 14 Germinal van 't jaar XII (4 April 1804) zond Cl. Chappe, ‘directeur du télégraphe’, van uit Sint Denijs, een brief aan den prefect van het Leiedepartement, waarbij hij hem vroeg, aan de meiers de noodige bevelen te willen geven, opdat ze hem geen moeilijkheden zouden veroorzaken, en ook de boomen zouden doen vellen, die het vergezicht van den telegraaf hinderden, ‘car sans cette recommandation, j'éprouverai beaucoup de difficultés dans un pays où je n'entends pas ce que l'on me dit et où j'ai beaucoup de peine à me faire comprendre’. Bij dezen brief was een schrijven gevoegd van 10 Ventôse XII (3 Maart 1804), waarbij de ‘Conseiller d'Etat chargé des | |
[pagina 170]
| |
ponts et chaussées, canaux, taxe d'entretien et de la navigation’, liet weten aan den prefect dat de regeering op 8 Pluviôse XII, besloten had de telegraaflinie Parijs-Rijsel terug in dienst te nemen en ze tot Brussel te verlengen; deze nieuwe linie zou over het gebied van het Leiedepartement loopen. Later moest de linie verbeterd worden, en op 21 Oogst 1811 schreef de ‘Conseiller d'Etat, Directeur général des ponts et chaussées, canaux, navigation intérieure, ports de commerce, etc.’ aan den prefect, dat de heer Chappe ‘inspecteur général des lignes télégraphiques’, werken moest uitvoeren op den toren van Tiegem; de prefect moest aan den meier van Tiegem schrijven, dat hij den heer Chappe alle mogelijke hulp moest verleenen. Chappe zelf schreef aan den prefect op 7 November 1811 uit Brussel en hij vroeg antwoord te Oudenaarde. Gedurende den winter werd een seintoestel op den toren van Tiegem geplaatst en op 16 Maart 1812 schreef de onderprefect uit Kortrijk dat de werken voltooid warenGa naar voetnoot(1).
Toen de Franschen uit onze streken weggejaagd werden, bestond er gevaar dat de telegraaf nieuws uit onze streken naar de Franschen zou overseinen. Daarom schreef de gouverneur-generaal uit Brussel op 24 Maart 1814 aan den intendant van het Leiedepartement, dat de seintoestellen van den telegraaf nog altijd op de kerktorens stonden en dat er nog enkele in dienst waren, onder meer te Sint-Maria Oudenhove en te Ronse (Oost-Vlaanderen). De intendant moest onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid deze telegraaftoestellen terstond doen vernielen. De onderintendant van Kortrijk werd ermede belast. Hij schreef op 18 April dat te Sint Denijs, twee kozakken de verrekijkers weggenomen hadden op 2 | |
[pagina 171]
| |
Maart en 's anderendaags het toestel vernield was door een afdeeling Saksische huzaren. Te Tiegem was de telegraaf vernield den 16 Februari, op bevel van majoor Helwig uit Oudenaarde; de verrekijkers waren naar Oudenaarde overgebrachtGa naar voetnoot(1). Dat belette niet dat Jan, de lustige knecht van burgemeester Van de Putte, naderhand nog den ‘telegrafist van Napoleon’ speelde. Hij trok met nieuwsgierige bedevaarders naar boven op den toren en in 't kamertje van den telegraaf liet hij hun ‘het oppervlak van de wereld’ zien, door een buize die verre van een verrekijker, geweest was! Stijn Streuvels beschrijft dien Jan en zijn lustige doeninge in zijn boek over Tieghem, Het Vlaamsche Lustoord (bl. 90 vlg. der tweede uitgave). De belangstellende Lezers zullen in die vertelling aldaar veel genoegen vinden. J.D.S. |
|