Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |
Desolata.Desolata:
'k lag geveld!Ga naar voetnoot(1)
instaurata:
'k wierd hersteld!
arbor dolens:
uit den wreedvermoorde stam,
uva florens:
verschen bloei in 't leven kwam!
obrepentes:
al de scheutjes wringen, woelen,
adhoerentes:
tastend waar ze steun gevoelen!
uva crescit:
wondere groei van beiers nu!
maturescit:
rijpend daar, voor mij, voor u!
jubilate:
vrienden, komt, en bij 't verheugen,
manducate:
zegt hier of mijn druiven deugen! -
| |
't Herte.Vrienden, neen, 'k en zoeke uw verstand niet!
o wat geve ik om uw geleerdheid,
als uwe kop, vriend,
staat op e lijf zonder herte!
Noch uw geld, 'k en zoeke uw geld niet!
ei! wat geve ik om uwen rijkdom,
als uw geld zegt:
't is ne mensch zonder herte!
| |
[pagina 166]
| |
Roem, roem, 'k en zoeke uwen roem niet!
o wat geve ik om uw vermaardzijn,
als die roem, vriend,
praalt bij ne man zonder herte!
Vrienden, neen, 'k en zoeke uw beleefdheid!
ei! wat geve ik om uw schoondoen,
als 't voor mij, vriend,
spreekt uit ne mond zonder herte!
Vliegende vriendschap,
die u groet, en liefst... van verre!
liefst ontvangt ook, als ge... thuis blijft!
.......
't Herte, vrienden,
o 't is 't herte dat u vriend maakt! -
| |
Zee!... o zee!...‘Quóniam ipsius est mare, et ipse fecit illud’ Zee!... o zee!...
gij, waar God zijn eeuwigheid wiegt, en
't eeuwig wentelen van mijn ziele!
zee, waar d'ongestadigheid kwanselt
van de wereld!
gij, waar 't lied, uw vreugd, ne zucht is,
eindeloos, eindeloos, dag en nacht, ne
zucht naar God! -
***
Wondere zee!
rimpelend deksel van den afgrond,
schootkleed waar ons oude zonne
wipt en speelt, en wederom jong wordt!
rustig roeren,
waar de mane, tot over de kop, heur
lijf in spoelt, en
waar de sterren hun schichten ontschachten!
***
| |
[pagina 167]
| |
Zee,
Waar de Dood ook, loensch en bewimpeld,
't lusten van heuren honger duikt, en
waar heur vriendelijk aanzicht lacht, met
leugen in zijn oogen!
waar heur stemme op 't fleemen trekt van
valschheid, die met zoet omlispelt
't kwaad dat huichelt uit de kele! -
***
't Wegend nietdoen, 't krankzijn, 't zielwee,
't wordt vol hope u toevertrouwd,... of
waart ge, zee, Gods doopselvocht, voor
al dat lijdend moet ontsmet zijn!...
zee, g'aanveerdt 'et voor ne stond, en
ruischend zegt ge: ‘neemt terug, mensch,
neemt terug, en houdt dat 't uwe is’! -
***
Zee, o zee!... gij prachtwoestijne!
wildernisse, waar 't aleenzijn
liefst aleen is!... beeld van vrede!...
.......
Zijt gij die zee nog?
rijzende reuze, wit van gramschap,
gij die boos nu, gij die vinnig, u
zelven mishandelt, de
Dood laat huilen, ver-
bolgen uw diepte naar boven gooit, uw
hoogte verplettert,
schuimt en raast, en
puil-oogend inslokt wat ge weêr uitspuigt!...
Zijt ge die zee nog?...
gij de stille,
waar uw vreugd, uw zingend gezucht, in
moorlen verging!
gij de zoete, die
brieschend nu, en lijk bezeten van
honderde woelende waterduivels,
teugelloos naar den hemel durft grijnzen, de
| |
[pagina 168]
| |
zonne, de mane en de sterren verschrikt, den
weêrlicht rabbraakt, 't donderen uitgekt, en
ziedend zot, uw vuisten uitsteekt
naar die weerloos
u aanschouwen!...
.......
Maar,
machtiger als uw machtgeweld, o
machtige zee,
hooger als uw zwaaiend omhooggaan,
luid er als uw burlend wreeddoen,
spreekt Gods woord van uit de wolken,
spreekt Gods woord, en zegt dat woord u:
Sileas!... Zwijgt!...
Nieuwcappelle A. Mervillie. |