| |
| |
| |
| |
Mengelmaren
Op de Eere-Communie van Godfried B...
weet ge wat uw naam bediedt?
Die in lang vervlogen dagen
eerst dien naam heeft mogen dragen,
was wel, meen ik, zóó een ziel,
die vol Liefde en hoogste deugden,
als een heilige, God beviel,
en daarom ‘Gods Vrede en Vreugden’
mocht genieten ‘hier... en boven
dáár’... voor eeuwig... in Gods Hoven!
'k Wensch U, Godfried, lieven Neve,
jong of oud, ook zóó te leven:
hier zulk leven, dáár, zoo'n loon,
in Gods blijde Hemelwoon:
‘de Communie zal 't U geven’
Edw. B-
| |
Palingmijne.
Bij het delven van een vaart of van een vijver komen de delvers in het drijfzand soms op een pak samengekleste paling. Ze noemen dat een palingmijne.
Damme.
| |
Prochiezak.
Zoo noemt men een overgrooten zak dienende om vele boodschappen te doen en daarin te zakken.
- Dat is wel ne prochiezak: 't is juiste een om naar de markt te gaan!
Geh. Lophem en vgl. Loquela.
Prochie, in samenstellingen, dient om iets buitengewoon groots aan te duiden, zooals in: prochiekasse, prochiekot (een groote koetse), prochiekanne, prochiepot, piochietaarte en ten slotte onzen prochiezak.
A.V.W.
| |
Dienen tegen de koeke.
Van een man, die hier ziek ligt, hoorde ik dat hij op vijf plaatsen heeft gaan dienen tegen de koeke:
naar Vijve Sint-Elooi tegen de vernagelde waterkoeke:
| |
| |
naar Sweveghem en Wanneghem tegen de waterkoeke;
naar Herseaux tegen de kruiskoeke;
naar Autryve (Sint Pieters Banden) ‘tegen den band die rond de leden ligt.’
Moen. - Vgl. hiermede de ziektediening beschreven in Biek. 1931, bl. 197.
S.P.
| |
Den Koekuit hooren:
dat is teeken van warme dagen aanstaande.
Als ze een mensch vroegtijdig barvoets in zijn kloefen zien: ‘Ja, j'èt den koekuit g'hoord enee?’
Becelaere
[L.D.W.]
| |
Uitverkoopen.
- Met Kerstdag gaan ze in de ‘Vuile Seule’ twee vette zwijns uitverkoopen. Geh. Watou-Abeele.
- Coppernolle gaat met Nieuwjaar een koe uitverkoopen. Geh. Woesten.
Uitverkoopen heeft hier denzelfden zin als uitverpenegen d.i. in 't klein verkoopen en verkoopen tot dat er niets meer van te verkoopen blijft. (Vgl. de Bo en Loquela op Uitverpenegen).
R. Hommelare.
| |
Een Brabbelrijmke.
Gehoord te Knokke van een jongentje, die 't hoorde van zijn moeder, een Westkapelsche:
stond er een pimpampoenen huizetje,
en in dat pimpampoenen huizetje
weunden er pimpampoenen menschen,
en die pimpampoenen menschen
elk van die pimpampoene lepels
kost vijf pimpampoene stikken...
... en zoo kan men altijd voort.
B.D.L.
| |
Vanwaar komt het kalissiebrood?
Kalissiebrood, fr. bâton de jus de réglisse, de 's winters onmisbare Kalissiestok, elders nog Hoestebrood, Hoestekoeke (Poperinghe), Hoestepêk (Veurne), Zoeteboomstok (Cassel): vanwaar dat hij komt?
- Hij is gemaakt met bloed van oude ventjes, zei tante als we kinderen waren.
Heule
H.D.
| |
De uitvinder van den automobiel.
Als er een verstandige en handige mensch - een die hem verstond aan ‘mekaniek en horlogewerk’ - in 't gevang zat omdat hij iets misdaan had: als hij kon
| |
| |
uitvinden van een wagen te doen vooruitloopen en rijden zonder peerden, dan zou hij van den koning genade krijgen. Zoo vertelde mijn vader in de jaren zestig.
Kortrijk
B.V.
| |
In den pikhaak zitten.
Een bejaard vrouwke wilde op den tram, en door gedienstige handen wierd het er op getrokken.
- Ehwel, moederke, gaat 't nog gaan? riep er een.
- Ja, ja 't, maar 'k zitte toch ook als in den pekhaak!
'k Hoorde dat het daarmee wilde zeggen: 'k Ben al in de zeventig.
Zarren
M.
- Wie kost er meest van leeren?
- De schaliedekkers en strooidekkers, maar ze zijn dikwijls kwalijk gesprinkeld.
De sprinkels zijn de sporten van een ladder.
- Gauw! gauw! zeggen de Parkenaars (Gehuchte van Morbeck in Fr. Vl.), en ze wachten nog acht dagen!
Cassel, Fr. Vl.
P.T.
| |
Het Laatste Werk van Jan van Eyck.
Zooals te voorzien was, is het drieluik ‘O. L. Vrouw met den proost van Maelbeke’, vroeger alhier (1930, bl. 193 vlg.) besproken en beschreven, naar Amerika verhuisd. Het blad ‘The New York Times’ gaf een afbeelding van het middenpaneel, met de vermelding, dat ‘The Madonna of Ypres’ van Jan van Eyck te New York in de galerij Van Diemen werd ten toon gesteld... en op meer dan 500 duizend dollars geschat.
Het is ongeveer een eeuw geleden dat O. Delepierre schreef in zijn Galerie d'artistes Brugeois, bl. 14 (Brugge, 1840) dat, indien bedoeld werk niet in een museum terecht kwam, het naar den vreemde zou overgaan.
D.
| |
Afbreken voor Brugge.
- Ze breken af voor Brugge, zeggen ze te Kortrijk, als de fooremannen na de Paaschfoore opkramen om naar de foore van Brugge te gaan. Maar heel 't jaar door is de volgende spreuke geldig:
- Ga-je ofbreken voor Brugge, dê? gezeid als iemand een groote verandering doet en heel 't huis overende zet.
V.
| |
| |
| |
Een trekveerze
Een vrouwmensch die het bij heur maagschap zoo goed aan boord weet te leggen om bij hen geld af te halen: dat is een trekveerze.
Houttave.
| |
Tooveressekant.
De ‘falancijnekant’ (Valenciennes) is heel fijn werk en danig moeilijk om te spellewerken: daarom noemen ze zulken kant: Tooveressekant.
Brugge
A.V.W
| |
De schietspoele slaat brugge:
als ze de garens van de keten overwipt, dat ze niet en kruist daarbachten tusschen den kam en 't riet, zei me een handwever van Gulleghem.
C.D.
| |
Vragen en antwoorden
De Grave van Vleteren. - De Grave van Vleteren ging in den Vastenavondstoet te Hazebroek en wierp noten naar het volk. Aldus in Biek. 1931, bl. 378. Is deze Grave soms dezelfde niet als de hierboven bl. 52 vermelde Grave van 't Notenland, die op Halfvasten te Hazebroek noten onder 't volk te rapekaaie smeet? 't Volk van Hazebroek zou alzoo zijn ouden Grave van 't Notenland of van Halfvasten herdoopt hebben in dien veelbesproken Grave van Vleteren, en dan vanzelfs den uitleg gezocht hebben van ‘het proces voor een ezel.’ Wie kan er dat nader onderzoeken?
E.N.
|
|