Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit den ouden taalschat.Metter warmer hant gevenWarmer hand iets geven dat is: in levenden lijve geven, in tegenstelling van bij testamente, zegt De Bo o. 't w. warm. Francoys Ryckewaert, pastor van de Potterie te Brugge, gebruikt die uitdrukking in zijn testament opgesteld den 21 September 1574. ‘Item ick gheve Mayken mijn dienstbode... mijn zwarte keirle ghevoert met camelot. Item een coutse daerop licht een bedde, twelcke ic haer metter warmer handt ghegheven hebbe, twelcke ick zoo verclaerse by desen mijnen testamente, zoo ick oock te kennen gheve ende verclaerse ghegheven thebbene binnen mijn levene ende metter waerme handt mijn nichte... mijn goede signet, up dat nyemant dies ignorancie en pretendere, noch daernaer tmijnen sterfhuuse en vrage.’Ga naar voetnoot(1) In zijn Confutatie oft Wederlegginghe vanden Biencorff (Leuven, 1598) vertelt pastor Jan Coens van ‘de H. Lucina, ten tijde van den Paus Marcellus, die allen haer goet met der warmer hant, de H. Kercke opghedraghen ende ghegheven heeft (f. 202 v.)’ Warme hant, zegt Verdam (Mnl. Wdb. IX, 1768) staat tegenover dode hant en is het zinnebeeld van het leven. Hiermede verbonden is voorzeker de Overijsselsche spreuk: Iets met de warme hand overbrengen d.i. versch, zonder uitstel, alsook het Friesch: Nijs (nieuws) mei de waerme hân oerbringe, in denzelfden zin: Het niet koud laten worden, fr. apporter une nouvelle toute | |
[pagina 92]
| |
chaudeGa naar voetnoot(1). Deze laatste spreuken schijnen eerder jongere toepassingen of aanpassingen te zijn van de eerst vermelde zegswijze. | |
SpademanDe ondernemer van de dijkwerken onder de Wateringhe van Veurne-Ambacht in de jaren 1411-1425 heet in de rekeningenGa naar voetnoot(2) altijd Meester spademan. In 1412 is er voortdurend sprake van ‘Heinrijc van Duustborch, meester spademan’ en ‘Hughe Kaule, meester spademan’; in het meervoud lezen we aldaar: ‘... bi rade van Heinrijc van Duustbourch ende Jacob de But, meester spadelieden (f. 12 v.)’ De gewone dijkwerkers heeten steeds Spadelieden: ‘Item den voorseiden buttiers, pipegaelres ende spadelieden ghegheven in hovesscheiden...’ (f. 14 v. en vgl. Biek. 1931, bl. 319). - ‘Betaelt Jorijs Janssone ende andere spadelieden van datsij ten bevelle van watergraven maecten twee exemplarisen upden verschen dijc omme den vors. dijc daer naer te hoghene...’ (Rek. 1424, f. 4 v). Spademan, mv. Spadelieden, in het Mnl. Wdb. onvermeld, stemt dus overeen met het Mnl. Dikere, Delvere, soms ook Dycmeester = dijkwerker. In denzelfden zin ontmoeten we aldaar in 1422 het volgende woord: | |
GraefwerkerToen verscheidene ‘ghedelven over ghesleghen ende ghemeiten waren’, gingen de watergraaf en de ontvanger van de Wateringhe op de besproken dijken ‘omme... die doe tinten (= peilen) ende oversien by meester graefwerkers, te dien ende datmen de vors. ghedelven zoude weiten waer up besteiden.’ De ontvanger teekent verder aan: ‘Item betaelt | |
[pagina 93]
| |
Jan Vitine ende Jan Coppine, meester graefwerkers, van datsij waren metten vors. watergrave omme de vors. ghedelven over te siene ende te tintene...’Ga naar voetnoot(1) In het Mnl. Wdb. is ons Veurensch woord niet vermeld, wel het Hollandsch Gravere, Grever = delver, aardwerker. A.V. |
|