Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Die stof wordt immers besproken in de uiteenzetting van het eerste der Tien GebodenGa naar voetnoot(1). 1. In Des Coninx Summe, de middelnederlandsche vertaling (1478) van de Summe le royGa naar voetnoot(2) lezen we: ‘[zondigen tegen het eerste gebod] omdat een meer gheloeft dan hi is sculdich te gheloven, als die waerseghers, of die daer in gheloven, of van den goeden [afgoden] houden, of nachtemerrien... of beelwittenGa naar voetnoot(3), daere dese oude wiven of pleghen te callen [= klappen] dat si selve wanen dattet waer is, datsi op beseme pleghen te riden te roocgate uut, of dat die witte wive of die varende vrouwen die wiven uten cramen pleghen te leyden, of alle die toveren of wychelen of ghelove of hope daer in hebben.’ 2. In het Fundament van der Kerstenre Geloeve (Hs. der 15e eeuw): ‘[zondigen tegen het gebod] die wane setten in den verworpenen dagenGa naar voetnoot(4) of in den dagen die na middewinter comen, daer die gecke lude die maende der iaer bi merken willen of troest setten in den nieu iaren diemen geeft, of die enige holdinge [= inachtneming] heeft inden loep der sonnen of der manen of enige tide, anders dan daerse God toe gescapen heeft, oft in wichlinge of in toverie of in den duvel te vermanen [= bezweren, oproepen] of in waerseggen of in zegeningen of in boeten [= geneesmiddelen] dat tegen die proevinge der meister van medecinen is.’ 3. In de Tafel van der Kerstenre Gheloven van Dirc van Delf (Hs. der 15e eeuw): | |
[pagina 72]
| |
‘... tegen dit gebod misdoen alle dieghenen die... aen nigromancie of toverie, aen droem of aen visioen of der quenen boete of aen waersaghers hem keren...’ 4. In het Dietsce Doctrinale (Hs. 1373): ‘... die hopen ende die troest setten in truffen [= verzinsels], in boeten ende in droomen, in waersagheren, in toverien, in de duvel te ghemanene...’ 5. In het Boecxken van der Biechten van Rosemond van Eindhoven: ‘[wijze van belijden] ic heb mi beraden metten duvel of metten ghene die met swarte konsten ende metten viant omgingen ende heb mijn ghelove daerop gheset, ende heb met menige manieren van supersticien ende ongheloven omghegaen; als ick iet verloren heb oft om kinderen ende knechtkens te crigen, so heb ick sommighe personen die daer wat of wouden weten ende nochtans dat niet af en weten, beraden ende mijn betrouwen ende ghelove daerop ghestelt... Die wychelien, supersticien ende manieren van onghelove daer ghi mede hebt omghegaen, die ghemeenlick uter boecke vanden spinrockGa naar voetnoot(1) worden ghenomen.’ 6. In den Kerstenspiegel van Dirk van MunsterGa naar voetnoot(2): ‘[overtreden het gebod] die hem behelpen mit droomen, visioenen, wijchelen ende zwarte consten. Die enige briefkens bi hem draghen om enich ongheval te verhoeden, daer dicwijl duvelsche namen onder godlicke namen genoemt worden. Die toveren inden water of in der lucht of in den viere of inder eerdenGa naar voetnoot(3) ende dier gelijke. Die geloef setten in hantbesieninge of in der voegelen sangen of in datgene dat hem des morgens eerst gemoet of dat int eerste van | |
[pagina 73]
| |
den iare gesciet of in verworpen dagen of uren. Die hem naden planeten ende sterren gehelijc regieren ende den sterren toescriven dat si goet of quaet doen. Die als heiligen beelden of namen ende sonderlinge dat cruis ons liefs heren Jhesu Xristi of sinen heiligen naem schilderen of malen, scriven, setten of leggen in onbetamelijke ende oneerbaerlike steden als in onreyne plaetsen of daermen mit voeten over gaet. Die mitten duvelen gemeenscap hebben, overdracht maken. Die verboden consten als ars notoriaGa naar voetnoot(1) ende dier gelijc studieren of scriven, leren of doen lezen. Die verloren goet mitten duvel soeken. Die gode temptieren mit campe te vechten of mit geloeyende ijser te dragen. Die valsche rollekens ende onbesceidelijken aflaet voor sommige gebeden scriven daer si veel menschen mede bedriegen ende god onteeren. Die haer gelove oec setten in witten beelden [belewitten] of in witte vrouwen, nachtmeren, gaende bokenGa naar voetnoot(2) of neckers ende diergelike.’ Ook later nog, in den Catechismus van P. Franciscus Coster uitgegeven ‘T'Antwerpen inde plantijnsche druckerije By Jan Moerenthof’ ten jare 1604, lezen we een belangwekkende vraag over tooverij: ‘M[eester]. Gheeft mij eenighe al-sulcke dinghen [waaronder bijgeloof schuilt]? D[iscipel]. Sulcks is de om-draeyinghe van den tempst, om te weten wie ons yet ghestolen heeftGa naar voetnoot(3). Het draghen van eenighe billetkens van seker stoffeGa naar voetnoot(4), | |
[pagina 74]
| |
oft met sekere letteren, teeckenen, oft op sekeren tijdt, oft van sekere persoonen gheschreven om niet gequetst te worden. Sekere woorden, die men de koeien, peerdenGa naar voetnoot(1), menschen in de oore blaest, om van den wolven oft andere beesten niet ghehindert te worden, oft van sekere sieckten ghenesen te zijn: ende dier-ghelijcke hondert andere, die te langh souden wesen te verhaelen.’ E. Frutsaert. |
|